Zo goed was hij nou ook weer niet (10 januari 2011)
Als je gelooft dat alles een betekenis heeft, ligt die van de dood van Coen Moulijn er wel heel dik bovenop. Een fataal herseninfarct op het randje van 2010, in sportief en financieel opzicht zo’n beetje het meest duistere jaar uit het bestaan van zijn club en zonder uitzicht op een snelle opleving in 2011. Het moet onverteerbaar zijn geweest voor Feyenoords Speler van de Eeuw. Alleen de dood kon hem de verdere lijdensweg van de club besparen. Het is alsof hij besloot het vervolg maar liever niet meer af te wachten.
Zijn dribbels en voorzetten vormden een onmisbaar ingrediënt voor de ontwikkeling van de club tot Europese grootmacht. Vanaf 1955 legde hij zeventien jaar lang zijn directe tegenstanders in de luren en stelde hij zijn spitsen, van Cor van der Gijp tot Ove Kindvall, in de gelegenheid om te scoren. Maar vooral door zijn verre van indrukwekkende postuur en zijn typerende kleine pasjes werd hij de lieveling van zijn medespelers en het publiek. Die kleine dondersteen had lef. Hij daagde zijn fysiek veel sterkere tegenstanders uit en flitste vervolgens langs ze heen alsof ze er niet stonden. Keer op keer verschalkte hij ze met zijn snelle tikje en hupje buitenom na de dreiging naar binnen. Om lyrisch van te worden.
Of om gek van te worden als back natuurlijk. En daarom verdiende die kleine het om beschermd te worden tegen zo’n beul als Miera van Real Madrid in 1965, die er niet meer tegen kon en hem ongegeneerd de lucht in trapte.
Het was in de jaren vlak daarna dat ik me van voetbal bewust werd. Moulijn behoort daarom tot de oudste Nederlandse topvoetballers die ik in levenden lijve heb zien spelen en van wie ik uit eigen ervaring weet hoe goed hij was. Hoe ongrijpbaar voor verdedigers, door de onvoorspelbaarheid van zijn basisbeweging die moest komen maar niet leek te komen en dan toch nog kwam. Spelers van vóór mijn tijd leken op die oude, flikkerende televisiebeelden geen echte voetballers. Wat zij deden stelde niet zoveel voor, ook al beweerde mijn vader dat die Wilkes en Lenstra er echt wel wat van konden. Maar Moulijn was zoveel sneller en zoveel getructer.
Beetje jammer dat Moulijn zelf weinig deed om zijn bijzondere gaven op te poetsen. ‘Ik zie mezelf liever niet spelen,’ kon hij zomaar zeggen naar aanleiding van wedstrijdbeelden op televisie. En zo goed was hij nou ook weer niet, zou hij vele jaren later zelfs doodleuk verkondigen tegenover een journalist. Bescheidenheid is een groot goed, maar er zijn grenzen. Je was hem bijna gaan geloven, als heel Rotterdam en omstreken niet nog altijd idolaat van hem was geweest.
Of als je alleen maar de paar schemerige televisiebeelden hebt gezien die de afgelopen week voortdurend werden uitgezonden. Zeventien jaar Coen Moulijn, gereduceerd tot één passeerbeweging en de jacht op Miera. Maak dat je kinderen maar eens wijs: zeventien jaar lang één beweging en daarmee als iel mannetje de alltime held zijn van Feyenoord, die bovendien zelf zegt dat hij zich ‘graag niet’ ziet spelen. Dan geven ze hem gul gelijk en vinden ze alleen de achtervolging op Miera nog vet het kijken waard. Dat heb je er nou van.
Maar dat laat ik me niet vertellen natuurlijk. Die kleine verdient bescherming. De televisie loog vroeger, weet ik nu, en vernauwde ook Coens eigen blik. Ik spreek Coen niet graag tegen, maar moet dat doen om het voor hem op te nemen, zoals al die Rotterdammers zaterdag op hun eigen manier hebben gedaan. Sorry Coen, maar laat duidelijk zijn: zo goed was je wél. Met in één beweging meer vernuft dan al die opscheppers van tegenwoordig in hun overvloedige repertoire.
Dat De Kuip zonder hem nooit meer als vroeger zal zijn, heeft Gerard Cox zaterdag nogmaals benadrukt. Dat is de huidige selectie van Feyenoord, inmiddels vertrokken naar het trainingskamp in Oman, op zichzelf niet kwalijk te nemen. Maar dat wil niet zeggen dat hun prestaties zó ver verwijderd moeten blijven van het succes van Moulijn en zijn kameraden. Laten ze wakker geschut zijn door het ultieme protest van de Feyenoorder van de Eeuw en in 2011 knokken alsof hun leven ervan afhangt. Doe het voor Coen!
Zijn dribbels en voorzetten vormden een onmisbaar ingrediënt voor de ontwikkeling van de club tot Europese grootmacht. Vanaf 1955 legde hij zeventien jaar lang zijn directe tegenstanders in de luren en stelde hij zijn spitsen, van Cor van der Gijp tot Ove Kindvall, in de gelegenheid om te scoren. Maar vooral door zijn verre van indrukwekkende postuur en zijn typerende kleine pasjes werd hij de lieveling van zijn medespelers en het publiek. Die kleine dondersteen had lef. Hij daagde zijn fysiek veel sterkere tegenstanders uit en flitste vervolgens langs ze heen alsof ze er niet stonden. Keer op keer verschalkte hij ze met zijn snelle tikje en hupje buitenom na de dreiging naar binnen. Om lyrisch van te worden.
Of om gek van te worden als back natuurlijk. En daarom verdiende die kleine het om beschermd te worden tegen zo’n beul als Miera van Real Madrid in 1965, die er niet meer tegen kon en hem ongegeneerd de lucht in trapte.
Het was in de jaren vlak daarna dat ik me van voetbal bewust werd. Moulijn behoort daarom tot de oudste Nederlandse topvoetballers die ik in levenden lijve heb zien spelen en van wie ik uit eigen ervaring weet hoe goed hij was. Hoe ongrijpbaar voor verdedigers, door de onvoorspelbaarheid van zijn basisbeweging die moest komen maar niet leek te komen en dan toch nog kwam. Spelers van vóór mijn tijd leken op die oude, flikkerende televisiebeelden geen echte voetballers. Wat zij deden stelde niet zoveel voor, ook al beweerde mijn vader dat die Wilkes en Lenstra er echt wel wat van konden. Maar Moulijn was zoveel sneller en zoveel getructer.
Beetje jammer dat Moulijn zelf weinig deed om zijn bijzondere gaven op te poetsen. ‘Ik zie mezelf liever niet spelen,’ kon hij zomaar zeggen naar aanleiding van wedstrijdbeelden op televisie. En zo goed was hij nou ook weer niet, zou hij vele jaren later zelfs doodleuk verkondigen tegenover een journalist. Bescheidenheid is een groot goed, maar er zijn grenzen. Je was hem bijna gaan geloven, als heel Rotterdam en omstreken niet nog altijd idolaat van hem was geweest.
Of als je alleen maar de paar schemerige televisiebeelden hebt gezien die de afgelopen week voortdurend werden uitgezonden. Zeventien jaar Coen Moulijn, gereduceerd tot één passeerbeweging en de jacht op Miera. Maak dat je kinderen maar eens wijs: zeventien jaar lang één beweging en daarmee als iel mannetje de alltime held zijn van Feyenoord, die bovendien zelf zegt dat hij zich ‘graag niet’ ziet spelen. Dan geven ze hem gul gelijk en vinden ze alleen de achtervolging op Miera nog vet het kijken waard. Dat heb je er nou van.
Maar dat laat ik me niet vertellen natuurlijk. Die kleine verdient bescherming. De televisie loog vroeger, weet ik nu, en vernauwde ook Coens eigen blik. Ik spreek Coen niet graag tegen, maar moet dat doen om het voor hem op te nemen, zoals al die Rotterdammers zaterdag op hun eigen manier hebben gedaan. Sorry Coen, maar laat duidelijk zijn: zo goed was je wél. Met in één beweging meer vernuft dan al die opscheppers van tegenwoordig in hun overvloedige repertoire.
Dat De Kuip zonder hem nooit meer als vroeger zal zijn, heeft Gerard Cox zaterdag nogmaals benadrukt. Dat is de huidige selectie van Feyenoord, inmiddels vertrokken naar het trainingskamp in Oman, op zichzelf niet kwalijk te nemen. Maar dat wil niet zeggen dat hun prestaties zó ver verwijderd moeten blijven van het succes van Moulijn en zijn kameraden. Laten ze wakker geschut zijn door het ultieme protest van de Feyenoorder van de Eeuw en in 2011 knokken alsof hun leven ervan afhangt. Doe het voor Coen!