Van oude bomen en dingen die voorbij gaan (30 augustus 2010)
Alsof de week symbolisch ingeluid moest worden bezweek vorige week maandagmiddag de kastanjeboom in de tuin van het Achterhuis van Anne Frank onder de harde windstoten. Aangetast door een schimmelinfectie en verzwaard door de grote hoeveelheid regenwater in de kruin brak de stam twee meter boven de grond af. Ook het grootste, stoerste en meest onverzettelijke is vergankelijk, zo bleek maar weer eens.
Vertaald naar mensen kreeg dat besef vrijdag verder gestalte door de dood van Anton Geesink. Dat een boom van een kerel, legendarisch bedwinger van de Japanner en na zijn actieve sportcarrière onvermoeibaar strijder tegen vermeend, hem aangedaan onrecht door andere sportbestuurders zomaar kon omvallen, moet ieder minder omvangrijk en vechtlustig persoon doen vrezen voor zijn eigen toekomst. ‘Onze eik is geveld,’ las ik ergens. Door complicaties na een operatie, begreep ik, wat al gauw duidt op één of andere geniepige infectie, schijnbaar de enige manier om zo’n reus omver te krijgen.
Frits Barend sprak er schande van dat de derde zin in het bericht van zijn overlijden op televisie het feit betrof dat Geesink als IOC-lid in opspraak was geraakt na het aannemen van cadeaus. Maar dat leek me niet meer dan het netjes in volgorde weergeven van de activiteiten waarmee hij zijn naam had gevestigd. Hoge bomen vangen nou eenmaal veel wind. Persoonlijk vind ik het veel triester dat zijn echte bekendheid de laatste jaren voornamelijk gestoeld was op de persiflage die Erik van Muiswinkel ten beste gaf van zijn verongelijkte gevecht tegen ongeveer iedereen die het waagde zijn overtuiging ter discussie te stellen. Ik hoop maar dat de sprekers op zijn begrafenis niet in de verleiding komen naar hun binnenzak te grijpen onder het mompelen van de woorden: ‘Ik heb een brief gekregen…’ Hoewel, alles beter dan de obligate en meestal volstrekt onpersoonlijke teksten die de hoogwaardigheidsbekleders, tot Willem-Alexander aan toe, ons tot nu toe hebben voorgeschoteld.
Een volstrekt oneerbiedige stap brengt me van de Anton Geesinkstraat naar de Galgenwaard, waar een dag eerder een venijnige Utrechtse storm de reputatie van het Schotse Celtic deed sneuvelen. Weliswaar gaven de twee penalty’s de zege van Utrecht in mijn ogen iets minder glans, alsof de monumentale boom uit Glasgow met stiekeme injecties wonden werden toegebracht, maar effectief was het wel. Het liet zien dat ook topclubs van weleer niet onaantastbaar zijn en dat met fris, agressief voetbal een wereld te winnen is.
Zo beschouwd had Ajax-coach Martin Jol gelijk toen hij zich vooral ontevreden toonde over AJ Auxerre als tegenstander in de groepsfase van de Champions League. Per slot van rekening zijn Real Madrid en AC Milan clubs die sterk leunen op de successen uit het verleden en de laatste jaren heel veel geld hebben uitgegeven aan spelers waar ze bitter weinig mee blijken te kunnen. Als je die ploegen de volle laag geeft, zou het zomaar kunnen dat je spelers als Ronaldo, Kaká, Van der Vaart, Özil, Benzema, Ronaldinho, Pato, Inzaghi en Ibrahimović gewoon omver blaast. Dan is een fris team als dat van Auxerre veel gevaarlijker.
Maar helaas sprak Jol zijn woorden zelf uit als een kwetsbare oude reus. Hij ging er bij voorbaat vanuit dat Ajax zou moeten spelen om de derde plaats in de poule, achter Madrid en Milan, die in december toegang biedt tot de Europa League. Daarvoor vond hij Auxerre een veel te sterke concurrent. De club was maar liefst als derde geëindigd in de Franse competitie, betoogde hij. Hij keek erbij met een blik die geen tegenspraak duldde.
Ik wil niet opnieuw een oneerbiedige vergelijking maken, maar ook dit riekt naar het zoeken van tegenstanders voor een onzinnig gevecht. Als je zo bezorgd bent over het overwinteren in de Europa League en je verwacht dat vergane glorie uit Spanje en Italië en een Franse provincieclub dat via de Champions League onmogelijk maken, doe dan niet eerst zo krampachtig je best om je voor de groepsfase van die Champions League te plaatsen. Blijf dan liever uit de wind en neem het, zoals FC Utrecht, op tegen Liverpool, Napoli en Steaua Boekarest.
Vertaald naar mensen kreeg dat besef vrijdag verder gestalte door de dood van Anton Geesink. Dat een boom van een kerel, legendarisch bedwinger van de Japanner en na zijn actieve sportcarrière onvermoeibaar strijder tegen vermeend, hem aangedaan onrecht door andere sportbestuurders zomaar kon omvallen, moet ieder minder omvangrijk en vechtlustig persoon doen vrezen voor zijn eigen toekomst. ‘Onze eik is geveld,’ las ik ergens. Door complicaties na een operatie, begreep ik, wat al gauw duidt op één of andere geniepige infectie, schijnbaar de enige manier om zo’n reus omver te krijgen.
Frits Barend sprak er schande van dat de derde zin in het bericht van zijn overlijden op televisie het feit betrof dat Geesink als IOC-lid in opspraak was geraakt na het aannemen van cadeaus. Maar dat leek me niet meer dan het netjes in volgorde weergeven van de activiteiten waarmee hij zijn naam had gevestigd. Hoge bomen vangen nou eenmaal veel wind. Persoonlijk vind ik het veel triester dat zijn echte bekendheid de laatste jaren voornamelijk gestoeld was op de persiflage die Erik van Muiswinkel ten beste gaf van zijn verongelijkte gevecht tegen ongeveer iedereen die het waagde zijn overtuiging ter discussie te stellen. Ik hoop maar dat de sprekers op zijn begrafenis niet in de verleiding komen naar hun binnenzak te grijpen onder het mompelen van de woorden: ‘Ik heb een brief gekregen…’ Hoewel, alles beter dan de obligate en meestal volstrekt onpersoonlijke teksten die de hoogwaardigheidsbekleders, tot Willem-Alexander aan toe, ons tot nu toe hebben voorgeschoteld.
Een volstrekt oneerbiedige stap brengt me van de Anton Geesinkstraat naar de Galgenwaard, waar een dag eerder een venijnige Utrechtse storm de reputatie van het Schotse Celtic deed sneuvelen. Weliswaar gaven de twee penalty’s de zege van Utrecht in mijn ogen iets minder glans, alsof de monumentale boom uit Glasgow met stiekeme injecties wonden werden toegebracht, maar effectief was het wel. Het liet zien dat ook topclubs van weleer niet onaantastbaar zijn en dat met fris, agressief voetbal een wereld te winnen is.
Zo beschouwd had Ajax-coach Martin Jol gelijk toen hij zich vooral ontevreden toonde over AJ Auxerre als tegenstander in de groepsfase van de Champions League. Per slot van rekening zijn Real Madrid en AC Milan clubs die sterk leunen op de successen uit het verleden en de laatste jaren heel veel geld hebben uitgegeven aan spelers waar ze bitter weinig mee blijken te kunnen. Als je die ploegen de volle laag geeft, zou het zomaar kunnen dat je spelers als Ronaldo, Kaká, Van der Vaart, Özil, Benzema, Ronaldinho, Pato, Inzaghi en Ibrahimović gewoon omver blaast. Dan is een fris team als dat van Auxerre veel gevaarlijker.
Maar helaas sprak Jol zijn woorden zelf uit als een kwetsbare oude reus. Hij ging er bij voorbaat vanuit dat Ajax zou moeten spelen om de derde plaats in de poule, achter Madrid en Milan, die in december toegang biedt tot de Europa League. Daarvoor vond hij Auxerre een veel te sterke concurrent. De club was maar liefst als derde geëindigd in de Franse competitie, betoogde hij. Hij keek erbij met een blik die geen tegenspraak duldde.
Ik wil niet opnieuw een oneerbiedige vergelijking maken, maar ook dit riekt naar het zoeken van tegenstanders voor een onzinnig gevecht. Als je zo bezorgd bent over het overwinteren in de Europa League en je verwacht dat vergane glorie uit Spanje en Italië en een Franse provincieclub dat via de Champions League onmogelijk maken, doe dan niet eerst zo krampachtig je best om je voor de groepsfase van die Champions League te plaatsen. Blijf dan liever uit de wind en neem het, zoals FC Utrecht, op tegen Liverpool, Napoli en Steaua Boekarest.