Twee: Gelijk hebben of krijgen (tot 1921)
Sinds de eerste voetbalcompetitie in 1888, met deelname van clubs uit Amsterdam, Rotterdam, Haarlem en Den Haag, won de voetbalsport snel aan populariteit. Onder invloed daarvan werden in hoog tempo nieuwe clubs opgericht, waaronder Ajax, op 18 maart 1900 in Amsterdam, en Feyenoord, op 19 juli 1908 in Rotterdam, zij het dat de naam Feyenoord pas vanaf 1912 werd gehanteerd. Vanaf 1905 was er ook een Nederlands elftal actief, dat jaarlijks twee vriendschappelijke wedstrijden speelde tegen België en het daarnaast bij gelegenheid opnam tegen andere Noord-Europese landen. Het waren in eerste instantie vooral spelers van deftige clubs als Sparta, Haarlem, dfc, hvv, hfc, hbs, Velocitas Breda en Quick Den Haag, die deel uitmaakten van het Nederlands elftal. De eerste speler van Ajax die meedeed, was Gé Fortgens, in de drieëntwintigste interland, op 19 maart 1911. Hij mocht ook mee naar de Olympische Spelen van 1912 in Stockholm, waar Nederland als derde eindigde. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog, waarin uiteraard geen sprake kon zijn van interlandvoetbal, speelde ook Nico Buwalda van Ajax twee interlands. Maar in de eerste interland na de oorlog, op 9 juni 1919, had Ajax al drie vertegenwoordigers: Henk Hordijk, Theo Brokmann en Wim Gupfert. Een jaar later werden zij gevolgd door Jan de Natris en Jan van Dort, en nog vóór de eerste Feyenoord-Ajax door André de Kruijff, Hein Delsen en Fons Pelser. Feyenoord moest op zijn eerste international, Gerrit Hulsman, wachten tot de negenenvijftigste interland, op 17 april 1922. Overigens had hij zijn debuut al gemaakt op 12 juni 1921 als speler van Go Ahead en zou hij ook bij zijn volgende interlands weer Go Ahead-speler zijn.
Hebben de spelers en supporters van Feyenoord en Ajax bij hun eerste onderlinge confrontatie op 9 oktober 1921 enige reden gehad om te veronderstellen dat zij de aftrap verzorgden van wat later bekend zou komen te staan als de voetbalklassieker van Nederland, de beladen voetbalstrijd tussen de twee grootmachten uit de Nederlandse competitie? Je zou het bijna denken, want het eerste duel bleek meteen een titanenstrijd met hoge verwachtingen vooraf, een beladen wedstrijdverloop en een nasleep vol discussie.
Ajax had zijn naam al gevestigd. Het had in 1917 de Nederlandse (nvb-)Beker gewonnen, destijds nog Holdertbeker geheten, en was in 1918 en 1919 landskampioen geworden, in 1919 zelfs ongeslagen. Feyenoord was in de zomer van 1921 naar de eerste klasse gepromoveerd en was daarmee stadgenoot en viervoudig landskampioen Sparta, dat tegelijkertijd na bijna twintig jaar uit de eerste klasse was gedegradeerd, voorbijgestreefd zonder er ooit een wedstrijd tegen te hebben gespeeld.
De club werd ingedeeld in de eerste klasse west en trof daar als andere Rotterdamse club voc (Volharding Olympia Combinatie), afdelingskampioen in 1920, waartegen ook nog nooit een wedstrijd was gespeeld. Amsterdam werd in deze afdeling niet alleen vertegenwoordigd door Ajax, maar ook door Blauw-Wit, vva en De Spartaan. Met deze clubs en ook nog afc, samen met Sparta gedegradeerd, had Amsterdam door de jaren heen meerdere vertegenwoordigers op het hoogste niveau gehad. Naast Ajax behaalden vooral Blauw-Wit en afc goede klasseringen. Blauw-Wit kwam vanaf 1918 tot tweemaal de tweede en eenmaal de derde en de vierde plaats en afc bereikte vanuit een andere eerste klasse in 1918 en 1919 zelfs de strijd om het landskampioenschap.
De Rotterdamse stadsderby’s op het hoogste niveau waren tot die tijd dus uitgevochten door Sparta en voc, met Sparta als meest succesvolle van de twee. In Amsterdam waren in de jaren vóór 1921 heel wat meer beladen derby’s geweest, waarin Ajax de beste resultaten behaalde met twaalf overwinningen in negentien wedstrijden tegen Blauw-Wit, zeventien overwinningen in vijfentwintig wedstrijden tegen afc en eveneens de beste score tegen De Spartaan en vva.
Ook waren er al vaak genoeg ontmoetingen tussen Amsterdamse en Rotterdamse clubs geweest. Ajax had wel regelmatig tegen Sparta gespeeld, waarvan het acht van de vijftien wedstrijden had gewonnen. Alleen van voc had het vaker verloren dan gewonnen: acht keer in negentien wedstrijden. En Feyenoord had ook al eerder tegen Amsterdamse clubs gespeeld. Van zowel afc als vva had het vier keer verloren in zes wedstrijden, maar van De Spartaan had het vier van de zeven wedstrijden gewonnen.
Dat de eerste Feyenoord-Ajax, van zondag 9 oktober 1921, zo bijzonder was, kwam door de volledig nieuwe situatie als gevolg van de omwenteling die had plaatsgevonden. Feyenoord had plotseling de plaats van Sparta ingenomen als belangrijkste Rotterdamse club naast voc en zat vol ambitie. Het was bovendien na de eerste twee competitiewedstrijden nog zonder puntverlies en had op de Schieweg in Rotterdam-Noord voc met 4-0 verslagen.
Ajax kon met enig recht de belangrijkste vertegenwoordiger van Amsterdam worden genoemd, maar had al een wedstrijd verloren en twee gelijkgespeeld. Eén daarvan was de derby tegen Blauw-Wit, die tot groot ongenoegen van Het Sportblad, dat vooral verslag deed van de Amsterdamse sportwereld, al zo vroeg in het seizoen was geprogrammeerd. ‘Wij hebben er reeds eerder op gewezen dat het wel jammer is, dat men bij het opmaken van het competitieprogramma niet wat meer oordeelkundig te werk gaat. Had men dat gedaan dan zou men zeker niet met een ontmoeting tussen Ajax en Blauw-Wit zijn begonnen. Deze wedstrijden toch zijn gewoonlijk de meest belangrijke in de Hoofdstad en het spel staat er bijna steeds op een hoog peil. Het beste voetbal, dat we voor zoover we ons herinneren, in de Westelijke eerste klasse hebben gezien was in een wedstrijd Ajax-Blauw-Wit. In de wedstrijden tussen deze twee leidende Amsterdamse elftallen doen de spelers gewoonlijk extra hun best en reeds daarom alleen is het jammer dat men met een dergelijken wedstrijd het seizoen heeft geopend. De wedstrijd heeft natuurlijk ook nu groote belangstelling getrokken, meer dan men op het Ajax-terrein wel kon bergen. Er is af en toe ook wel aardig voetbal vertoond, maar een ware Ajax-Blauw-Wit-wedstrijd is het toch niet geworden, hetgeen te wijten is aan het feit dat de elftallen nog niet voldoende zijn ingespeeld. (…) Vooral de achterhoede van Blauw-Wit heeft voortreffelijk gewerkt. Men wist daar de af en toe zeer gevaarlijke aanvallen van Ajax in bedwang te houden, zoodat Ajax tenslotte op eigen terrein een puntje aan de Stadionclub moest afstaan, iets dat in de laatste jaren nog niet is gebeurd.’
Sterker nog, Ajax had in drie wedstrijden nog geen doelpunt gemaakt, ook omdat de gevaarlijkste vleugelaanvallers niet meer beschikbaar waren. ‘De Natris is naar De Spartaan gegaan en Gupfert is corpulent geworden en zijn snelheid kwijt. Hij had het ongeluk al na een kwartier spelen zijn knie te blesseren en zal nu voorlopig wel niet spelen. Het zou me zelfs niet verbazen als hij het spelen er al helemaal aan gaf.’
Wat inderdaad het geval was. Wim Gupfert zou niet meer terugkeren. Jan de Natris wel, maar pas twee jaar later.
De verwachtingen in Rotterdam waren dan ook hooggespannen. Op maandag 3 oktober gaf avondblad De Rotterdamse Courant een korte voorbeschouwing op de wedstrijd, waarbij wel de nodige voorzichtigheid in acht werd genomen. ‘Het is inderdaad een zeer gelukkig debuut voor onze stadgenooten, ze staan nu nummer één op de lijst met de fraaie doelcijfers van 9 doelpunten voor en 0 tegen, waarbij men in aanmerking dient te nemen dat zij nu niet bepaald de sterkste tegenstanders tegenover zich hebben gehad. Daar zal Zondag a.s. wel verandering in komen als Ajax hier komt spelen op het veld aan den Dordtschen Straatweg.’
Maar dat wil niet zeggen dat er geen vertrouwen bestond in een goede afloop. ‘Wij hebben al meegedeeld dat Feyenoord de zomeravonden niet ongebruikt heeft laten voorbij gaan, maar dat zij den geheelen zomer door voortdurend geoefend heeft. Dit is aan haar spel duidelijk merkbaar, want in onderdeelen is het prachtig af. Men moet maar eens opletten hoe fijn de techniek is; de spelers koppen allen zeer goed, zij behandelen een uit de lucht komenden bal volgens de regelen van de kunst en in hun spel zit een systeem. Het is maar niet een lukraak getrap, maar er zit lijn in. Men kan duidelijk merken dat dit bestudeerd en af voetbal is. De Feyenoorders spelen volgens een vast plan, en strategisch is er ook veel moois in hun wijze van spelen. Het elftal als geheel heeft eigenlijk geen uitblinkers, wat een compliment is. Alleen zouden wij als zoodanig willen noemen den middenvoor Pijl, die werkelijk superieur naar voren komt en zeker recht heeft in het bijzonder genoemd te worden. De rest vertoont bijna geen leemte en vormt alles bij elkaar genomen een mooi, gaaf geheel.’
Maar ook het Ajax-publiek keek uit naar de wedstrijd, volgens een melding in De Rotterdamse Courant op donderdag 6 oktober. ‘Men meldt ons uit Amsterdam: Er bestaat te Amsterdam groote belangstelling voor den wedstrijd, welken Ajax Zondag tegen Feyenoord, den voortvarenden leider van de Westelijke eerste klasse, spelen moet. De bijzondere prestatie van het jeugdige Feyenoord schijnt Ajax weer tot nieuwen, krachtigen opbloei te prikkelen en in elk geval kan men er verzekerd van zijn, dat Ajax Zondag naar beste krachten partij zal geven.’
Dagblad Het Centrum waagde zich op zaterdag 8 oktober aan een voorspelling. ‘Het jarige Feyenoord, dat zoo dapper en verbluffend startte, zal morgen de tanden hard op elkaar moeten klemmen. Want het gaat tegen Ajax, dat nu wel niet zoo bijster gelukkig begon van het jaar, maar toch vurig zal strijden. We gelooven in een gelijk spel voor dezen wedstrijd.’
Uiteindelijk waren tienduizend toeschouwers getuige van het duel op het terrein aan de Kromme Zandweg, op de hoek van de Dordtsche Straatweg, dat, met Ajax in blauw shirt en witte broek, in grote hitte werd uitgevochten. De Ajax-voorhoede was verzwakt doordat Jan van Dort volgens De Rotterdamse Courant van maandag 10 oktober ‘ter elfder ure was weggebleven, zoodat een der bestuurderen van Ajax nog eens de voetbalschoenen aantrok’. Bedoeld werd penningmeester Jan Schoevaart, oom van de latere archivaris Wim, die van zomer 1909 tot zomer 1914 selectiespeler was geweest, maar na de enige degradatie in de historie van Ajax naar vva was vertrokken en inmiddels gestopt was met voetballen. Zijn deelname was dan ook ‘geen versterking’ en ‘de Amsterdamsche voorhoede was zwak’.
Maar ook Feyenoord ‘speelde een stuk minder dan in de beide voorafgaande wedstrijden’, mede doordat debutant Gerrit Hulsman, een eenmalig international afkomstig van Go Ahead, op het middenveld nog onwennig was. Bovendien was Ajax ‘nog steeds een zeer sterk elftal’ met een goede verdediging en uitblinkende keeper Jan de Boer.
De Feyenoord-verdediging was juist het zwakste deel van de ploeg en zorgde er door ‘weifelend optreden’ voor dat de Rotterdamse toeschouwers werden teleurgesteld. In de laatste vijf minuten voor rust wist Ajax via Theo Brokmann en Frans Rutte tegen de verhouding in twee keer te scoren. Na rust viel Feyenoord opnieuw fanatiek aan en spande het zich ‘terdege in om een tegenpunt te behalen, doch zij stuitte op de hechte verdediging van de Blauw-Witten en had bovendien weinig fortuin’.
Weliswaar scoorde Kees Pijl uit een vrije trap van Jaap Weber na zeventig minuten met een kopbal tegen, maar tien minuten later bracht Hein Delsen het verschil weer op twee doelpunten, zodat een late treffer van Ok Formenoy geen effect meer had. Ondanks een overwicht gedurende een groot deel van de wedstrijd verloor Feyenoord met 3-2. ‘Na een bijzonder spannenden strijd heeft Feijenoord het tegen de kampioenen moeten afleggen; de grootere routine van Ajax heeft hier den doorslag gegeven. Over het algemeen is de wedstrijd meer spannend dan fraai geweest, hoewel er af en toe toch staaltjes van uitstekend voetbal werden vertoond, voor het meerendeel van de zijde der Amsterdammers. Een gelijk spel had ons inziens de verhouding beter weergegeven,’ aldus De Rotterdamse Courant.
‘De overwinning kwam Ajax toe,’ stelde het Haagse avondblad Het Vaderland daar tegenover.
Maar daarmee was het verhaal van de eerste Feyenoord-Ajax niet uit. Al tijdens de wedstrijd ontstond er tumult als gevolg van een scheidsrechterlijke beslissing vlak na de aansluitingstreffer van Feyenoord. ‘Voor den scheidsrechter was het een zware wedstrijd door de groote snelheid en de doortastendheid, die enkele malen wel wat onvriendelijk dreigde te worden; de groote hitte droeg er ook al niet toe bij om de hoofden koel te houden. Toch heeft de heer Boas den wedstrijd in handen gehouden. Alleen in de tweede helft kreeg ook hij even last van de warmte. Hij gaf toen voor iets, waarvan wij het ongeoorloofde niet hebben kunnen ontdekken, een strafschop tegen Ajax en zond den aanvoerder van Ajax, die dat een “idiote” beslissing vond, zonder voorafgaande waarschuwing van het veld. In zijn streven om hier de baas te blijven, ging hij misschien wel wat te ver en overtrad de spelregels. Desondanks was de leiding ruimschoots voldoende.’
Zelfs De Rotterdamse Courant vond de strafschop dus overdreven (‘we konden zijn meening niet deelen’), net als het wegsturen van Ajax-aanvoerder Joop Pelser vanwege diens protesten (‘waarschijnlijk op een wijze, die den scheidsrechter niet aanstaat’). Het Vaderland formuleerde het nog stelliger: ‘Geheel ten onrechte kent Boas dan aan Feyenoord een strafschop toe, waartegen de Ajax-aanvoerder J. Pelser heftig protesteert; zonder vorm van proces wordt deze daarvoor het veld uitgezonden.’
Het zal de rust in het veld ten goede gekomen zijn dat de penalty werd gemist. Jan de Boer stopte de inzet van Bertus Bul en vlak daarna maakte Hein Delsen het derde doelpunt van Ajax. ‘Na een prachtigen soloren vanaf het midden van het veld, waarbij hij de geheelen Feyenoord-verdediging passeert,’ aldus Het Vaderland. In plaats van 2-2 werd het 1-3.
Althans, dat was de heersende gedachte. Na afloop van de wedstrijd tekende Feyenoord bij de nvb protest aan tegen het eerste doelpunt van Ajax. De bal die na het schot van Theo Brokmann via de onderkant van de lat in de handen van keeper Arend Moerman was gestuiterd, had volgens de Rotterdamse lezing de doellijn niet gepasseerd. Dit werd tegengesproken in De Rotterdamse Courant: ‘Feijenoord protesteerde tegen het toekennen van het eerste doelpunt op grond van het feit dat de scheidsrechter, die in het midden van het veld stond, onmogelijk zou hebben kunnen constateeren dat de bal daarbij over de doellijn was geweest. Het was inderdaad een gewaagde beslissing, maar ze was desondanks juist, zooals we na afloop door menschen, die ongeveer op de doellijn hadden gezeten, hoorden bevestigen. Ook een speler van Feijenoord verklaarde ons dat de bal inderdaad gezeten had. Bovendien diende men het protest in bij den aanvoerder van Ajax, die echter kort voor het einde van het veld was gezonden en die derhalve geen aanvoerder meer was!’
Oftewel, ook de rechtmatigheid van het protest werd bestreden. Ajax deed daar later nog een schepje bovenop door vast te stellen dat het protest pas negen minuten na afloop van de wedstrijd was ingediend in plaats van binnen de reglementair voorgeschreven vijf minuten. Hoewel protesten in die tijd gangbaar waren en diezelfde zondag bijvoorbeeld ook hbs formeel protest aantekende tegen een doelpunt van Blauw-Wit dat met de hand zou zijn gemaakt, gaf men Feyenoord dus weinig kans.
Maar op zondag 30 oktober, drie weken na de wedstrijd, werd Feyenoord door de nvb in het gelijk gesteld. Ondanks een nederlaag bij hbs kreeg Feyenoord er op die dag toch een punt bij, terwijl Ajax met het gelijkspel tegen hvv niets opschoot omdat het een punt moest inleveren. Zo bepaalde de nvb dat het zinloos geachte doelpunt van Ok Formenoy in de laatste minuut tegen Ajax Feyenoord van 1-3 toch nog op 2-2 bracht. Het gelijkspel waarop vooraf was ingezet, was in verlengde blessuretijd behaald.
Het leidde tot de verzuchting in Het Sportblad van 3 november dat Haarlem vooral het protest tegen een wegens hands afgekeurd doelpunt tegen De Spartaan moest doorzetten. ‘Onder gewone omstandigheden zouden we dit weggegooid geld achten, maar nu, naar de N.R.Crt. vermeldt, Feyenoord het protest tegen Ajax heeft gewonnen, zouden we zeggen dat er bij elk protest, hoe onmogelijk ook, nog wel een kansje is. Het hangt er maar van af hoe men de zaak voor weet te stellen. Dat het bedoelde protest is toegewezen, druischt tegen alle beginselen van recht en billijkheid in. Er zijn pertinente verklaringen van toeschouwers en zelfs van een Feyenoordspeler, waaruit duidelijk bleek dat de bal inderdaad in het doel heeft gezeten. De beslissing van den scheidsrechter was dus juist, maar omdat de manier waarop hij deze beslissing heeft genomen waarschijnlijk niet met den letter van het Hollandsche reglement in overeenstemming was, wordt het eerlijk gemaakte doelpunt niet toegekend. Na afloop van den wedstrijd heeft de heer Boas ons persoonlijk verklaard dat de bal naar zijn vaste overtuiging heeft gezeten, waarmede we de zaak als afgedaan beschouwden.’
Ten onrechte dus, wat nog een zuur commentaar in het clubblad Ajax Nieuws tot gevolg had: ‘Wij kunnen niet nalaten in dit Extra-nummer van onze Courant ons misnoegen uit te spreken over de affaire protest-Feyenoord, van welk protest alle leden op de hoogte zullen zijn. Voor degenen, die niet geheel au fait zijn hier de mededeeling dat de doelman van F. den bal opraapte, nadat de bal de lijn gepasseerd was en scheidsrechter Boas zonder eenige aarzeling een doelpunt aan Ajax toekende. Feyenoord tekende inmiddels protest aan en de Heer Boas, die na afloop tegen elkeen die dit slechts hooren wilde, zeide dat de bal positief gezeten had, nam in de vergadering van de Protest-Commissie doodleuk een en ander terug, verklaarde dat hij níet gezien had dat de bal de doellijn passeerde (of ooit een scheidsrechter dit wel eens geconstateerd heeft?) en de Protest-Commissie vernietigde de toekenning van het doelpunt, waardoor ons een eerlijk verdiende goal en zelfs een eerlijk verdiende overwinning is ontgaan. Eerlijk gezegd hebben wij respect voor de inderdaad gladde wijze waarop de Feyenoord-officials den bal, die inderdaad in het Feyenoord net heeft gezeten, er weer uit hebben gehaald! En dat nog wel zónder dat het hun een doelpunt kost! Nu is het ons nooit te doen geweest om door “vindingrijkheid” in ons spelreglement een doelpunt te winnen, maar thans, nu onze tegenstanders op onsportieve wijze den Feyenoord-vlag gaan hijschen, daar rest ons slechts één wapen, hoe ongaarne wij dit ook gebruiken, n.l. te trachten door hetzelfde reglement ons doelpunt te behouden.’
Waarna vanwege de vermeende ongeldigheid van het protest (‘ongeveer 9 minuten na het einde’) bij Joop Pelser, ‘die reeds gedeeltelijk ontkleed was’ en ‘weigerde den aanvoerder van F. te vergezellen, omdat hij zich geen captain meer achtte van Ajax’, de messen werden geslepen. ‘De Feyenoord-officials zullen zich al verkneuterd hebben over hun “vindingrijkheid”, doch wie het laatst lacht, lacht het best! (…) Het Feyenoord-protest zal zijn staartje hebben.’
Dat was zeker waar, maar anders dan men bij Ajax hoopte. De handelswijze van de scheidsrechter werd alleen nog in de kranten ter discussie gesteld, nota bene in Het Sportblad, ‘Officieel Orgaan van verschillende Bonden en Vereenigingen’, dat in Amsterdam werd gedrukt. ‘Nu weet de heer Boas drommels goed dat een doelpunt alleen gemaakt is, wanneer de bal geheel en al het doelvlak is gepasseerd en wanneer men hem dan op de vergadering der protest-commissie de pertinente vraag had gesteld of hij gezien had dat de bal geheel en al het doelvlak was gepasseerd, dan had hij daarop ook even pertinent moeten antwoorden dat hij dat weliswaar niet heeft gezien, maar dat hij desondanks daarvan geheel overtuigd was, hetgeen op hetzelfde neerkomt. Wanneer men ’s avonds thuiskomt en men vindt een dief in zijn slaapkamer, dan heeft men weliswaar niet gezien dat de man naar binnen gekomen is, maar men weet zeker dat hij binnen ís. Precies hetzelfde is hier het geval geweest. De heer Boas heeft de bal binnen het doel moeten zien – anders had hij geen doelpunt kunnen geven – maar hij heeft alleen niet kunnen zien dat de bal over de lijn is gegaan. Men heeft hem hier een formeele vraag gesteld en waarschijnlijk alleen een antwoord “ja” of “neen” willen hebben. De heer Boas heeft toen met neen moeten antwoorden en zonder op de verdere motiveering van dat antwoord te letten, heeft men dat antwoord aan den letter van het spelreglement getoetst en bevonden dat dit antwoord met het spelreglement in strijd was. Immers er staat in het reglement dat een scheidsrechter alleen dan een doelpunt mag toekennen indien hij gezien heeft, dat de bal geheel en al het doelvlak heeft gepasseerd. De heer Boas heeft die pertinente verklaring niet kunnen afleggen en derhalve werd het protest toegewezen. Wij zouden deze uitspraak van de protestcommissie nu niet zoo heel erg vinden indien inderdaad de heer Boas zich had vergist en de bal niet over de doellijn geweest was. Dit is evenwel niet het geval. De beslissing van den heer Boas was volkomen juist, hetgeen door verschillende ooggetuigen, waaronder een speler van Feijenoord zelf, volmondig wordt bevestigd. In plaats van een onrecht te herstellen begaat de protestcommissie hier juist een onrecht en we zouden het daarom van Ajax zeer verklaarbaar vinden indien deze vereeniging het niet hierbij liet, maar trachtte een revisie van deze beslissing te verkrijgen.’
Het Sportblad zelf draafde nog even door. ‘Wij hebben reeds vroeger medegedeeld dat het hier gaat om een minder juiste vertaling van het spelreglement. In het Engelsche reglement staat n.l. dat een scheidsrechter geen doelpunt mag toekennen indien hij niet is “absolutely satisfied” dat het werkelijk een doelpunt is. De scheidsrechter moet er derhalve van overtuigd zijn dat het doelpunt is gemaakt. De Hollandsche bewerkers van het spelreglement zeggen evenwel dat de scheidsrechter geen doelpunt mag toestaan tenzij hij gezien heeft dat de bal geheel en al het doelvlak heeft gepasseerd. Alleen dus wanneer de scheidsrechter persoonlijk heeft gezien dat de bal het doelvlak heeft gepasseerd, mag hij een doelpunt toekennen. Deze vertaling is evenwel in strijd met een andere bepaling van het reglement, n.l. die waarin gezegd wordt dat wanneer de scheidsrechter in het onzekere verkeert, hij de beslissing van den lijnrechter moet opvolgen. Deze bepaling zou de scheidsrechter bij het beoordelen van de vraag of een doelpunt gemaakt is, niet mogen toepassen. Indien hij niet met eigen oogen heeft gezien dat de bal over de lijn is gegaan, mag hij geen doelpunt toekennen, aarzelt hij, dan zou hij de beslissing van den lijnrechter niet mogen vragen. Voelt men niet dat het toch wat al te dwaas is dat men juist bij het meest belangrijke punt dat de scheidsrechter te beslissen krijgt, niet het advies van den grensrechter mag vragen indien de leider zelf in het onzekere verkeert? Dit is natuurlijk nooit de bedoeling van den wetgever geweest en slechts door een minder juiste vertaling is deze verkeerde bepaling in het reglement terechtgekomen.’
En ten slotte: ‘Hoeveel doelpunten zouden er wel gemaakt zijn waarbij de scheidsrechter alleen door het feit dat de bal in het net lag, tot de overtuiging kwam dat hij over de doellijn gegaan was. Vreemd zouden zeker de spelers staan te kijken indien de scheidsrechter in een dergelijk geval geen doelpunt toekende omdat op het moment dat de bal over de lijn ging, zijn uitzicht toevallig door een der spelers werd belemmerd, zoodat hij niet kon zien dat de bal inderdaad over de doellijn ging. Dat zou de dwaasheid ten top gedreven zijn, doch inderdaad zou de man handelen volgens den letter der spelregels en volgens de opvatting der protest-commissie.’
Het mocht niet baten. Ajax moest tot de thuiswedstrijd, op 5 maart 1922, wachten op zijn eerste overwinning op Feyenoord. In een ongezellig, verregend decor, voor slechts halfvolle tribunes, werd het 2-0. Ook won Ajax op 2 april de uitwedstrijd tegen Blauw-Wit, maar het kon daarmee niet voorkomen dat Blauw-Wit kampioen werd in de eerste klasse, met maar liefst vijf punten voorsprong op de nummer twee. Blauw-Wit mocht dus meedoen aan de kampioenscompetitie, waarin het uiteindelijk de beslissingswedstrijd na verlenging met 1-0 verloor van Go Ahead uit Deventer.
Die nummer twee werd niet Ajax, dat drie van de vier laatste competitiewedstrijden verloor, van rch, De Spartaan en uvv, maar… Feyenoord. Met één punt voorsprong. Met dank aan de nvb vanwege de annulering van het doelpunt van Theo Brokmann op 9 oktober 1921.
Twee jaar later, in de zomer van 1924, zou Feyenoord het kampioenschap van de eerste klasse en direct ook het eerste landskampioenschap behalen. Ajax werd zesde, met elf punten achterstand.
Sinds de eerste voetbalcompetitie in 1888, met deelname van clubs uit Amsterdam, Rotterdam, Haarlem en Den Haag, won de voetbalsport snel aan populariteit. Onder invloed daarvan werden in hoog tempo nieuwe clubs opgericht, waaronder Ajax, op 18 maart 1900 in Amsterdam, en Feyenoord, op 19 juli 1908 in Rotterdam, zij het dat de naam Feyenoord pas vanaf 1912 werd gehanteerd. Vanaf 1905 was er ook een Nederlands elftal actief, dat jaarlijks twee vriendschappelijke wedstrijden speelde tegen België en het daarnaast bij gelegenheid opnam tegen andere Noord-Europese landen. Het waren in eerste instantie vooral spelers van deftige clubs als Sparta, Haarlem, dfc, hvv, hfc, hbs, Velocitas Breda en Quick Den Haag, die deel uitmaakten van het Nederlands elftal. De eerste speler van Ajax die meedeed, was Gé Fortgens, in de drieëntwintigste interland, op 19 maart 1911. Hij mocht ook mee naar de Olympische Spelen van 1912 in Stockholm, waar Nederland als derde eindigde. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog, waarin uiteraard geen sprake kon zijn van interlandvoetbal, speelde ook Nico Buwalda van Ajax twee interlands. Maar in de eerste interland na de oorlog, op 9 juni 1919, had Ajax al drie vertegenwoordigers: Henk Hordijk, Theo Brokmann en Wim Gupfert. Een jaar later werden zij gevolgd door Jan de Natris en Jan van Dort, en nog vóór de eerste Feyenoord-Ajax door André de Kruijff, Hein Delsen en Fons Pelser. Feyenoord moest op zijn eerste international, Gerrit Hulsman, wachten tot de negenenvijftigste interland, op 17 april 1922. Overigens had hij zijn debuut al gemaakt op 12 juni 1921 als speler van Go Ahead en zou hij ook bij zijn volgende interlands weer Go Ahead-speler zijn.
Hebben de spelers en supporters van Feyenoord en Ajax bij hun eerste onderlinge confrontatie op 9 oktober 1921 enige reden gehad om te veronderstellen dat zij de aftrap verzorgden van wat later bekend zou komen te staan als de voetbalklassieker van Nederland, de beladen voetbalstrijd tussen de twee grootmachten uit de Nederlandse competitie? Je zou het bijna denken, want het eerste duel bleek meteen een titanenstrijd met hoge verwachtingen vooraf, een beladen wedstrijdverloop en een nasleep vol discussie.
Ajax had zijn naam al gevestigd. Het had in 1917 de Nederlandse (nvb-)Beker gewonnen, destijds nog Holdertbeker geheten, en was in 1918 en 1919 landskampioen geworden, in 1919 zelfs ongeslagen. Feyenoord was in de zomer van 1921 naar de eerste klasse gepromoveerd en was daarmee stadgenoot en viervoudig landskampioen Sparta, dat tegelijkertijd na bijna twintig jaar uit de eerste klasse was gedegradeerd, voorbijgestreefd zonder er ooit een wedstrijd tegen te hebben gespeeld.
De club werd ingedeeld in de eerste klasse west en trof daar als andere Rotterdamse club voc (Volharding Olympia Combinatie), afdelingskampioen in 1920, waartegen ook nog nooit een wedstrijd was gespeeld. Amsterdam werd in deze afdeling niet alleen vertegenwoordigd door Ajax, maar ook door Blauw-Wit, vva en De Spartaan. Met deze clubs en ook nog afc, samen met Sparta gedegradeerd, had Amsterdam door de jaren heen meerdere vertegenwoordigers op het hoogste niveau gehad. Naast Ajax behaalden vooral Blauw-Wit en afc goede klasseringen. Blauw-Wit kwam vanaf 1918 tot tweemaal de tweede en eenmaal de derde en de vierde plaats en afc bereikte vanuit een andere eerste klasse in 1918 en 1919 zelfs de strijd om het landskampioenschap.
De Rotterdamse stadsderby’s op het hoogste niveau waren tot die tijd dus uitgevochten door Sparta en voc, met Sparta als meest succesvolle van de twee. In Amsterdam waren in de jaren vóór 1921 heel wat meer beladen derby’s geweest, waarin Ajax de beste resultaten behaalde met twaalf overwinningen in negentien wedstrijden tegen Blauw-Wit, zeventien overwinningen in vijfentwintig wedstrijden tegen afc en eveneens de beste score tegen De Spartaan en vva.
Ook waren er al vaak genoeg ontmoetingen tussen Amsterdamse en Rotterdamse clubs geweest. Ajax had wel regelmatig tegen Sparta gespeeld, waarvan het acht van de vijftien wedstrijden had gewonnen. Alleen van voc had het vaker verloren dan gewonnen: acht keer in negentien wedstrijden. En Feyenoord had ook al eerder tegen Amsterdamse clubs gespeeld. Van zowel afc als vva had het vier keer verloren in zes wedstrijden, maar van De Spartaan had het vier van de zeven wedstrijden gewonnen.
Dat de eerste Feyenoord-Ajax, van zondag 9 oktober 1921, zo bijzonder was, kwam door de volledig nieuwe situatie als gevolg van de omwenteling die had plaatsgevonden. Feyenoord had plotseling de plaats van Sparta ingenomen als belangrijkste Rotterdamse club naast voc en zat vol ambitie. Het was bovendien na de eerste twee competitiewedstrijden nog zonder puntverlies en had op de Schieweg in Rotterdam-Noord voc met 4-0 verslagen.
Ajax kon met enig recht de belangrijkste vertegenwoordiger van Amsterdam worden genoemd, maar had al een wedstrijd verloren en twee gelijkgespeeld. Eén daarvan was de derby tegen Blauw-Wit, die tot groot ongenoegen van Het Sportblad, dat vooral verslag deed van de Amsterdamse sportwereld, al zo vroeg in het seizoen was geprogrammeerd. ‘Wij hebben er reeds eerder op gewezen dat het wel jammer is, dat men bij het opmaken van het competitieprogramma niet wat meer oordeelkundig te werk gaat. Had men dat gedaan dan zou men zeker niet met een ontmoeting tussen Ajax en Blauw-Wit zijn begonnen. Deze wedstrijden toch zijn gewoonlijk de meest belangrijke in de Hoofdstad en het spel staat er bijna steeds op een hoog peil. Het beste voetbal, dat we voor zoover we ons herinneren, in de Westelijke eerste klasse hebben gezien was in een wedstrijd Ajax-Blauw-Wit. In de wedstrijden tussen deze twee leidende Amsterdamse elftallen doen de spelers gewoonlijk extra hun best en reeds daarom alleen is het jammer dat men met een dergelijken wedstrijd het seizoen heeft geopend. De wedstrijd heeft natuurlijk ook nu groote belangstelling getrokken, meer dan men op het Ajax-terrein wel kon bergen. Er is af en toe ook wel aardig voetbal vertoond, maar een ware Ajax-Blauw-Wit-wedstrijd is het toch niet geworden, hetgeen te wijten is aan het feit dat de elftallen nog niet voldoende zijn ingespeeld. (…) Vooral de achterhoede van Blauw-Wit heeft voortreffelijk gewerkt. Men wist daar de af en toe zeer gevaarlijke aanvallen van Ajax in bedwang te houden, zoodat Ajax tenslotte op eigen terrein een puntje aan de Stadionclub moest afstaan, iets dat in de laatste jaren nog niet is gebeurd.’
Sterker nog, Ajax had in drie wedstrijden nog geen doelpunt gemaakt, ook omdat de gevaarlijkste vleugelaanvallers niet meer beschikbaar waren. ‘De Natris is naar De Spartaan gegaan en Gupfert is corpulent geworden en zijn snelheid kwijt. Hij had het ongeluk al na een kwartier spelen zijn knie te blesseren en zal nu voorlopig wel niet spelen. Het zou me zelfs niet verbazen als hij het spelen er al helemaal aan gaf.’
Wat inderdaad het geval was. Wim Gupfert zou niet meer terugkeren. Jan de Natris wel, maar pas twee jaar later.
De verwachtingen in Rotterdam waren dan ook hooggespannen. Op maandag 3 oktober gaf avondblad De Rotterdamse Courant een korte voorbeschouwing op de wedstrijd, waarbij wel de nodige voorzichtigheid in acht werd genomen. ‘Het is inderdaad een zeer gelukkig debuut voor onze stadgenooten, ze staan nu nummer één op de lijst met de fraaie doelcijfers van 9 doelpunten voor en 0 tegen, waarbij men in aanmerking dient te nemen dat zij nu niet bepaald de sterkste tegenstanders tegenover zich hebben gehad. Daar zal Zondag a.s. wel verandering in komen als Ajax hier komt spelen op het veld aan den Dordtschen Straatweg.’
Maar dat wil niet zeggen dat er geen vertrouwen bestond in een goede afloop. ‘Wij hebben al meegedeeld dat Feyenoord de zomeravonden niet ongebruikt heeft laten voorbij gaan, maar dat zij den geheelen zomer door voortdurend geoefend heeft. Dit is aan haar spel duidelijk merkbaar, want in onderdeelen is het prachtig af. Men moet maar eens opletten hoe fijn de techniek is; de spelers koppen allen zeer goed, zij behandelen een uit de lucht komenden bal volgens de regelen van de kunst en in hun spel zit een systeem. Het is maar niet een lukraak getrap, maar er zit lijn in. Men kan duidelijk merken dat dit bestudeerd en af voetbal is. De Feyenoorders spelen volgens een vast plan, en strategisch is er ook veel moois in hun wijze van spelen. Het elftal als geheel heeft eigenlijk geen uitblinkers, wat een compliment is. Alleen zouden wij als zoodanig willen noemen den middenvoor Pijl, die werkelijk superieur naar voren komt en zeker recht heeft in het bijzonder genoemd te worden. De rest vertoont bijna geen leemte en vormt alles bij elkaar genomen een mooi, gaaf geheel.’
Maar ook het Ajax-publiek keek uit naar de wedstrijd, volgens een melding in De Rotterdamse Courant op donderdag 6 oktober. ‘Men meldt ons uit Amsterdam: Er bestaat te Amsterdam groote belangstelling voor den wedstrijd, welken Ajax Zondag tegen Feyenoord, den voortvarenden leider van de Westelijke eerste klasse, spelen moet. De bijzondere prestatie van het jeugdige Feyenoord schijnt Ajax weer tot nieuwen, krachtigen opbloei te prikkelen en in elk geval kan men er verzekerd van zijn, dat Ajax Zondag naar beste krachten partij zal geven.’
Dagblad Het Centrum waagde zich op zaterdag 8 oktober aan een voorspelling. ‘Het jarige Feyenoord, dat zoo dapper en verbluffend startte, zal morgen de tanden hard op elkaar moeten klemmen. Want het gaat tegen Ajax, dat nu wel niet zoo bijster gelukkig begon van het jaar, maar toch vurig zal strijden. We gelooven in een gelijk spel voor dezen wedstrijd.’
Uiteindelijk waren tienduizend toeschouwers getuige van het duel op het terrein aan de Kromme Zandweg, op de hoek van de Dordtsche Straatweg, dat, met Ajax in blauw shirt en witte broek, in grote hitte werd uitgevochten. De Ajax-voorhoede was verzwakt doordat Jan van Dort volgens De Rotterdamse Courant van maandag 10 oktober ‘ter elfder ure was weggebleven, zoodat een der bestuurderen van Ajax nog eens de voetbalschoenen aantrok’. Bedoeld werd penningmeester Jan Schoevaart, oom van de latere archivaris Wim, die van zomer 1909 tot zomer 1914 selectiespeler was geweest, maar na de enige degradatie in de historie van Ajax naar vva was vertrokken en inmiddels gestopt was met voetballen. Zijn deelname was dan ook ‘geen versterking’ en ‘de Amsterdamsche voorhoede was zwak’.
Maar ook Feyenoord ‘speelde een stuk minder dan in de beide voorafgaande wedstrijden’, mede doordat debutant Gerrit Hulsman, een eenmalig international afkomstig van Go Ahead, op het middenveld nog onwennig was. Bovendien was Ajax ‘nog steeds een zeer sterk elftal’ met een goede verdediging en uitblinkende keeper Jan de Boer.
De Feyenoord-verdediging was juist het zwakste deel van de ploeg en zorgde er door ‘weifelend optreden’ voor dat de Rotterdamse toeschouwers werden teleurgesteld. In de laatste vijf minuten voor rust wist Ajax via Theo Brokmann en Frans Rutte tegen de verhouding in twee keer te scoren. Na rust viel Feyenoord opnieuw fanatiek aan en spande het zich ‘terdege in om een tegenpunt te behalen, doch zij stuitte op de hechte verdediging van de Blauw-Witten en had bovendien weinig fortuin’.
Weliswaar scoorde Kees Pijl uit een vrije trap van Jaap Weber na zeventig minuten met een kopbal tegen, maar tien minuten later bracht Hein Delsen het verschil weer op twee doelpunten, zodat een late treffer van Ok Formenoy geen effect meer had. Ondanks een overwicht gedurende een groot deel van de wedstrijd verloor Feyenoord met 3-2. ‘Na een bijzonder spannenden strijd heeft Feijenoord het tegen de kampioenen moeten afleggen; de grootere routine van Ajax heeft hier den doorslag gegeven. Over het algemeen is de wedstrijd meer spannend dan fraai geweest, hoewel er af en toe toch staaltjes van uitstekend voetbal werden vertoond, voor het meerendeel van de zijde der Amsterdammers. Een gelijk spel had ons inziens de verhouding beter weergegeven,’ aldus De Rotterdamse Courant.
‘De overwinning kwam Ajax toe,’ stelde het Haagse avondblad Het Vaderland daar tegenover.
Maar daarmee was het verhaal van de eerste Feyenoord-Ajax niet uit. Al tijdens de wedstrijd ontstond er tumult als gevolg van een scheidsrechterlijke beslissing vlak na de aansluitingstreffer van Feyenoord. ‘Voor den scheidsrechter was het een zware wedstrijd door de groote snelheid en de doortastendheid, die enkele malen wel wat onvriendelijk dreigde te worden; de groote hitte droeg er ook al niet toe bij om de hoofden koel te houden. Toch heeft de heer Boas den wedstrijd in handen gehouden. Alleen in de tweede helft kreeg ook hij even last van de warmte. Hij gaf toen voor iets, waarvan wij het ongeoorloofde niet hebben kunnen ontdekken, een strafschop tegen Ajax en zond den aanvoerder van Ajax, die dat een “idiote” beslissing vond, zonder voorafgaande waarschuwing van het veld. In zijn streven om hier de baas te blijven, ging hij misschien wel wat te ver en overtrad de spelregels. Desondanks was de leiding ruimschoots voldoende.’
Zelfs De Rotterdamse Courant vond de strafschop dus overdreven (‘we konden zijn meening niet deelen’), net als het wegsturen van Ajax-aanvoerder Joop Pelser vanwege diens protesten (‘waarschijnlijk op een wijze, die den scheidsrechter niet aanstaat’). Het Vaderland formuleerde het nog stelliger: ‘Geheel ten onrechte kent Boas dan aan Feyenoord een strafschop toe, waartegen de Ajax-aanvoerder J. Pelser heftig protesteert; zonder vorm van proces wordt deze daarvoor het veld uitgezonden.’
Het zal de rust in het veld ten goede gekomen zijn dat de penalty werd gemist. Jan de Boer stopte de inzet van Bertus Bul en vlak daarna maakte Hein Delsen het derde doelpunt van Ajax. ‘Na een prachtigen soloren vanaf het midden van het veld, waarbij hij de geheelen Feyenoord-verdediging passeert,’ aldus Het Vaderland. In plaats van 2-2 werd het 1-3.
Althans, dat was de heersende gedachte. Na afloop van de wedstrijd tekende Feyenoord bij de nvb protest aan tegen het eerste doelpunt van Ajax. De bal die na het schot van Theo Brokmann via de onderkant van de lat in de handen van keeper Arend Moerman was gestuiterd, had volgens de Rotterdamse lezing de doellijn niet gepasseerd. Dit werd tegengesproken in De Rotterdamse Courant: ‘Feijenoord protesteerde tegen het toekennen van het eerste doelpunt op grond van het feit dat de scheidsrechter, die in het midden van het veld stond, onmogelijk zou hebben kunnen constateeren dat de bal daarbij over de doellijn was geweest. Het was inderdaad een gewaagde beslissing, maar ze was desondanks juist, zooals we na afloop door menschen, die ongeveer op de doellijn hadden gezeten, hoorden bevestigen. Ook een speler van Feijenoord verklaarde ons dat de bal inderdaad gezeten had. Bovendien diende men het protest in bij den aanvoerder van Ajax, die echter kort voor het einde van het veld was gezonden en die derhalve geen aanvoerder meer was!’
Oftewel, ook de rechtmatigheid van het protest werd bestreden. Ajax deed daar later nog een schepje bovenop door vast te stellen dat het protest pas negen minuten na afloop van de wedstrijd was ingediend in plaats van binnen de reglementair voorgeschreven vijf minuten. Hoewel protesten in die tijd gangbaar waren en diezelfde zondag bijvoorbeeld ook hbs formeel protest aantekende tegen een doelpunt van Blauw-Wit dat met de hand zou zijn gemaakt, gaf men Feyenoord dus weinig kans.
Maar op zondag 30 oktober, drie weken na de wedstrijd, werd Feyenoord door de nvb in het gelijk gesteld. Ondanks een nederlaag bij hbs kreeg Feyenoord er op die dag toch een punt bij, terwijl Ajax met het gelijkspel tegen hvv niets opschoot omdat het een punt moest inleveren. Zo bepaalde de nvb dat het zinloos geachte doelpunt van Ok Formenoy in de laatste minuut tegen Ajax Feyenoord van 1-3 toch nog op 2-2 bracht. Het gelijkspel waarop vooraf was ingezet, was in verlengde blessuretijd behaald.
Het leidde tot de verzuchting in Het Sportblad van 3 november dat Haarlem vooral het protest tegen een wegens hands afgekeurd doelpunt tegen De Spartaan moest doorzetten. ‘Onder gewone omstandigheden zouden we dit weggegooid geld achten, maar nu, naar de N.R.Crt. vermeldt, Feyenoord het protest tegen Ajax heeft gewonnen, zouden we zeggen dat er bij elk protest, hoe onmogelijk ook, nog wel een kansje is. Het hangt er maar van af hoe men de zaak voor weet te stellen. Dat het bedoelde protest is toegewezen, druischt tegen alle beginselen van recht en billijkheid in. Er zijn pertinente verklaringen van toeschouwers en zelfs van een Feyenoordspeler, waaruit duidelijk bleek dat de bal inderdaad in het doel heeft gezeten. De beslissing van den scheidsrechter was dus juist, maar omdat de manier waarop hij deze beslissing heeft genomen waarschijnlijk niet met den letter van het Hollandsche reglement in overeenstemming was, wordt het eerlijk gemaakte doelpunt niet toegekend. Na afloop van den wedstrijd heeft de heer Boas ons persoonlijk verklaard dat de bal naar zijn vaste overtuiging heeft gezeten, waarmede we de zaak als afgedaan beschouwden.’
Ten onrechte dus, wat nog een zuur commentaar in het clubblad Ajax Nieuws tot gevolg had: ‘Wij kunnen niet nalaten in dit Extra-nummer van onze Courant ons misnoegen uit te spreken over de affaire protest-Feyenoord, van welk protest alle leden op de hoogte zullen zijn. Voor degenen, die niet geheel au fait zijn hier de mededeeling dat de doelman van F. den bal opraapte, nadat de bal de lijn gepasseerd was en scheidsrechter Boas zonder eenige aarzeling een doelpunt aan Ajax toekende. Feyenoord tekende inmiddels protest aan en de Heer Boas, die na afloop tegen elkeen die dit slechts hooren wilde, zeide dat de bal positief gezeten had, nam in de vergadering van de Protest-Commissie doodleuk een en ander terug, verklaarde dat hij níet gezien had dat de bal de doellijn passeerde (of ooit een scheidsrechter dit wel eens geconstateerd heeft?) en de Protest-Commissie vernietigde de toekenning van het doelpunt, waardoor ons een eerlijk verdiende goal en zelfs een eerlijk verdiende overwinning is ontgaan. Eerlijk gezegd hebben wij respect voor de inderdaad gladde wijze waarop de Feyenoord-officials den bal, die inderdaad in het Feyenoord net heeft gezeten, er weer uit hebben gehaald! En dat nog wel zónder dat het hun een doelpunt kost! Nu is het ons nooit te doen geweest om door “vindingrijkheid” in ons spelreglement een doelpunt te winnen, maar thans, nu onze tegenstanders op onsportieve wijze den Feyenoord-vlag gaan hijschen, daar rest ons slechts één wapen, hoe ongaarne wij dit ook gebruiken, n.l. te trachten door hetzelfde reglement ons doelpunt te behouden.’
Waarna vanwege de vermeende ongeldigheid van het protest (‘ongeveer 9 minuten na het einde’) bij Joop Pelser, ‘die reeds gedeeltelijk ontkleed was’ en ‘weigerde den aanvoerder van F. te vergezellen, omdat hij zich geen captain meer achtte van Ajax’, de messen werden geslepen. ‘De Feyenoord-officials zullen zich al verkneuterd hebben over hun “vindingrijkheid”, doch wie het laatst lacht, lacht het best! (…) Het Feyenoord-protest zal zijn staartje hebben.’
Dat was zeker waar, maar anders dan men bij Ajax hoopte. De handelswijze van de scheidsrechter werd alleen nog in de kranten ter discussie gesteld, nota bene in Het Sportblad, ‘Officieel Orgaan van verschillende Bonden en Vereenigingen’, dat in Amsterdam werd gedrukt. ‘Nu weet de heer Boas drommels goed dat een doelpunt alleen gemaakt is, wanneer de bal geheel en al het doelvlak is gepasseerd en wanneer men hem dan op de vergadering der protest-commissie de pertinente vraag had gesteld of hij gezien had dat de bal geheel en al het doelvlak was gepasseerd, dan had hij daarop ook even pertinent moeten antwoorden dat hij dat weliswaar niet heeft gezien, maar dat hij desondanks daarvan geheel overtuigd was, hetgeen op hetzelfde neerkomt. Wanneer men ’s avonds thuiskomt en men vindt een dief in zijn slaapkamer, dan heeft men weliswaar niet gezien dat de man naar binnen gekomen is, maar men weet zeker dat hij binnen ís. Precies hetzelfde is hier het geval geweest. De heer Boas heeft de bal binnen het doel moeten zien – anders had hij geen doelpunt kunnen geven – maar hij heeft alleen niet kunnen zien dat de bal over de lijn is gegaan. Men heeft hem hier een formeele vraag gesteld en waarschijnlijk alleen een antwoord “ja” of “neen” willen hebben. De heer Boas heeft toen met neen moeten antwoorden en zonder op de verdere motiveering van dat antwoord te letten, heeft men dat antwoord aan den letter van het spelreglement getoetst en bevonden dat dit antwoord met het spelreglement in strijd was. Immers er staat in het reglement dat een scheidsrechter alleen dan een doelpunt mag toekennen indien hij gezien heeft, dat de bal geheel en al het doelvlak heeft gepasseerd. De heer Boas heeft die pertinente verklaring niet kunnen afleggen en derhalve werd het protest toegewezen. Wij zouden deze uitspraak van de protestcommissie nu niet zoo heel erg vinden indien inderdaad de heer Boas zich had vergist en de bal niet over de doellijn geweest was. Dit is evenwel niet het geval. De beslissing van den heer Boas was volkomen juist, hetgeen door verschillende ooggetuigen, waaronder een speler van Feijenoord zelf, volmondig wordt bevestigd. In plaats van een onrecht te herstellen begaat de protestcommissie hier juist een onrecht en we zouden het daarom van Ajax zeer verklaarbaar vinden indien deze vereeniging het niet hierbij liet, maar trachtte een revisie van deze beslissing te verkrijgen.’
Het Sportblad zelf draafde nog even door. ‘Wij hebben reeds vroeger medegedeeld dat het hier gaat om een minder juiste vertaling van het spelreglement. In het Engelsche reglement staat n.l. dat een scheidsrechter geen doelpunt mag toekennen indien hij niet is “absolutely satisfied” dat het werkelijk een doelpunt is. De scheidsrechter moet er derhalve van overtuigd zijn dat het doelpunt is gemaakt. De Hollandsche bewerkers van het spelreglement zeggen evenwel dat de scheidsrechter geen doelpunt mag toestaan tenzij hij gezien heeft dat de bal geheel en al het doelvlak heeft gepasseerd. Alleen dus wanneer de scheidsrechter persoonlijk heeft gezien dat de bal het doelvlak heeft gepasseerd, mag hij een doelpunt toekennen. Deze vertaling is evenwel in strijd met een andere bepaling van het reglement, n.l. die waarin gezegd wordt dat wanneer de scheidsrechter in het onzekere verkeert, hij de beslissing van den lijnrechter moet opvolgen. Deze bepaling zou de scheidsrechter bij het beoordelen van de vraag of een doelpunt gemaakt is, niet mogen toepassen. Indien hij niet met eigen oogen heeft gezien dat de bal over de lijn is gegaan, mag hij geen doelpunt toekennen, aarzelt hij, dan zou hij de beslissing van den lijnrechter niet mogen vragen. Voelt men niet dat het toch wat al te dwaas is dat men juist bij het meest belangrijke punt dat de scheidsrechter te beslissen krijgt, niet het advies van den grensrechter mag vragen indien de leider zelf in het onzekere verkeert? Dit is natuurlijk nooit de bedoeling van den wetgever geweest en slechts door een minder juiste vertaling is deze verkeerde bepaling in het reglement terechtgekomen.’
En ten slotte: ‘Hoeveel doelpunten zouden er wel gemaakt zijn waarbij de scheidsrechter alleen door het feit dat de bal in het net lag, tot de overtuiging kwam dat hij over de doellijn gegaan was. Vreemd zouden zeker de spelers staan te kijken indien de scheidsrechter in een dergelijk geval geen doelpunt toekende omdat op het moment dat de bal over de lijn ging, zijn uitzicht toevallig door een der spelers werd belemmerd, zoodat hij niet kon zien dat de bal inderdaad over de doellijn ging. Dat zou de dwaasheid ten top gedreven zijn, doch inderdaad zou de man handelen volgens den letter der spelregels en volgens de opvatting der protest-commissie.’
Het mocht niet baten. Ajax moest tot de thuiswedstrijd, op 5 maart 1922, wachten op zijn eerste overwinning op Feyenoord. In een ongezellig, verregend decor, voor slechts halfvolle tribunes, werd het 2-0. Ook won Ajax op 2 april de uitwedstrijd tegen Blauw-Wit, maar het kon daarmee niet voorkomen dat Blauw-Wit kampioen werd in de eerste klasse, met maar liefst vijf punten voorsprong op de nummer twee. Blauw-Wit mocht dus meedoen aan de kampioenscompetitie, waarin het uiteindelijk de beslissingswedstrijd na verlenging met 1-0 verloor van Go Ahead uit Deventer.
Die nummer twee werd niet Ajax, dat drie van de vier laatste competitiewedstrijden verloor, van rch, De Spartaan en uvv, maar… Feyenoord. Met één punt voorsprong. Met dank aan de nvb vanwege de annulering van het doelpunt van Theo Brokmann op 9 oktober 1921.
Twee jaar later, in de zomer van 1924, zou Feyenoord het kampioenschap van de eerste klasse en direct ook het eerste landskampioenschap behalen. Ajax werd zesde, met elf punten achterstand.