Goed pieken (29 april)
Historische wedstrijden op het Nederlandse veld van de politiek de afgelopen week. Eerst was er de merkwaardige rode kaart die PVV-sterspeler Geert Wilders zichzelf gaf. Hij maakte het in één keer tot een verloren seizoen voor zijn club. Maandenlang met grof geschut, onhoudbaar voor zijn tegenstanders, de ranglijst aangevoerd, maar met de eindstreep in zicht niet in staat om fatsoenlijk te verdedigen. En dan niet eens strijdend ten onder, maar uit pure frustratie met de bal onder zijn arm het veld uitgestapt.
Vervolgens was er de sterke opkomst van FC Kunduz. Werd het hele seizoen eigenlijk door niemand serieus genomen vanwege het krachteloze getik in de breedte, maar zag als gevolg van de gaten in de verdediging van de tegenstander ineens zijn kans schoon. Met enkele uiterst efficiënte aanvallen over de rechter- en de linkerflank werd er volop gescoord. Met als resultaat dat volstrekt onverwacht in no time het kampioenschap binnengesleept werd.
Dat dan weer tot ongenoegen van de veelbelovende linkermiddenvelder Diederik Samsom, die het niet eens was met de tactiek van de trainer en weigerde mee te doen. Hij bleef herhalen dat het spel heus niet geweldig was, dat de doelpunten niet zo mooi waren en dat de betekenis van het kampioenschap pas op 12 september duidelijk zal worden, omdat er dan nog een finale wacht. Maar voorlopig kreeg Diederik daarmee alleen de hoon van het publiek over zich heen. Logisch: kampioen is kampioen, en als je daar niet bij bent, heb je even geen recht van spreken.
Natuurlijk heeft Diederik gelijk, maar ongetwijfeld beseft hij inmiddels ook dat hij een kans voorbij heeft laten gaan. Had hij deze wedstrijd nou maar aangegrepen om mee te doen en het spel naar zich toe te trekken. Het was de wedstrijd ten goede gekomen en had het kampioenschap meer glans gegeven. Hoewel op een andere manier, heeft hij net als Wilders helaas niet goed gepiekt.
Het is met sport hetzelfde als met politiek: je moet pieken op het juiste moment. Niemand heeft er iets aan om het hele jaar bovenaan te staan als dat niet meer het geval is na de laatste wedstrijd. Er valt veel te zeggen over het kampioenschap van Ajax: dat het spel zo hoogstaand niet was, dat de concurrenten belachelijk veel punten hebben verspeeld in de tweede seizoenshelft, dat de andere clubs door Europese wedstrijden een veel zwaarder programma hadden en bovendien een kleinere selectie, en dat een trainer als Frank de Boer het zich daardoor zelfs kon veroorloven zijn halve selectie te blesseren met zijn trainingsopbouw. Maar ja, ook hier geldt: kampioen is kampioen, en wie daarover zeurt maakt zichzelf kwetsbaar.
De Boer mag dan misschien van alles fout hebben gedaan en met reservespelers waar menig concurrent zijn vingers bij zou aflikken heeft hij vast meer mogelijkheden gehad dan anderen, maar hij heeft er toch maar voor gezorgd dat zijn team er stond op het moment dat het ertoe deed. Toen waren belangrijke spelers ineens weer fit, gingen anderen alsnog naar behoren functioneren en werden gewoon de punten gepakt. En dat het kampioenschap in kwalitatief opzicht van beperkte betekenis is wanneer het grotendeels behaald kan worden met een half B-elftal, doet niet ter zake. Niemand die zich daar op 12 september nog druk over maakt.
Historische wedstrijden op het Nederlandse veld van de politiek de afgelopen week. Eerst was er de merkwaardige rode kaart die PVV-sterspeler Geert Wilders zichzelf gaf. Hij maakte het in één keer tot een verloren seizoen voor zijn club. Maandenlang met grof geschut, onhoudbaar voor zijn tegenstanders, de ranglijst aangevoerd, maar met de eindstreep in zicht niet in staat om fatsoenlijk te verdedigen. En dan niet eens strijdend ten onder, maar uit pure frustratie met de bal onder zijn arm het veld uitgestapt.
Vervolgens was er de sterke opkomst van FC Kunduz. Werd het hele seizoen eigenlijk door niemand serieus genomen vanwege het krachteloze getik in de breedte, maar zag als gevolg van de gaten in de verdediging van de tegenstander ineens zijn kans schoon. Met enkele uiterst efficiënte aanvallen over de rechter- en de linkerflank werd er volop gescoord. Met als resultaat dat volstrekt onverwacht in no time het kampioenschap binnengesleept werd.
Dat dan weer tot ongenoegen van de veelbelovende linkermiddenvelder Diederik Samsom, die het niet eens was met de tactiek van de trainer en weigerde mee te doen. Hij bleef herhalen dat het spel heus niet geweldig was, dat de doelpunten niet zo mooi waren en dat de betekenis van het kampioenschap pas op 12 september duidelijk zal worden, omdat er dan nog een finale wacht. Maar voorlopig kreeg Diederik daarmee alleen de hoon van het publiek over zich heen. Logisch: kampioen is kampioen, en als je daar niet bij bent, heb je even geen recht van spreken.
Natuurlijk heeft Diederik gelijk, maar ongetwijfeld beseft hij inmiddels ook dat hij een kans voorbij heeft laten gaan. Had hij deze wedstrijd nou maar aangegrepen om mee te doen en het spel naar zich toe te trekken. Het was de wedstrijd ten goede gekomen en had het kampioenschap meer glans gegeven. Hoewel op een andere manier, heeft hij net als Wilders helaas niet goed gepiekt.
Het is met sport hetzelfde als met politiek: je moet pieken op het juiste moment. Niemand heeft er iets aan om het hele jaar bovenaan te staan als dat niet meer het geval is na de laatste wedstrijd. Er valt veel te zeggen over het kampioenschap van Ajax: dat het spel zo hoogstaand niet was, dat de concurrenten belachelijk veel punten hebben verspeeld in de tweede seizoenshelft, dat de andere clubs door Europese wedstrijden een veel zwaarder programma hadden en bovendien een kleinere selectie, en dat een trainer als Frank de Boer het zich daardoor zelfs kon veroorloven zijn halve selectie te blesseren met zijn trainingsopbouw. Maar ja, ook hier geldt: kampioen is kampioen, en wie daarover zeurt maakt zichzelf kwetsbaar.
De Boer mag dan misschien van alles fout hebben gedaan en met reservespelers waar menig concurrent zijn vingers bij zou aflikken heeft hij vast meer mogelijkheden gehad dan anderen, maar hij heeft er toch maar voor gezorgd dat zijn team er stond op het moment dat het ertoe deed. Toen waren belangrijke spelers ineens weer fit, gingen anderen alsnog naar behoren functioneren en werden gewoon de punten gepakt. En dat het kampioenschap in kwalitatief opzicht van beperkte betekenis is wanneer het grotendeels behaald kan worden met een half B-elftal, doet niet ter zake. Niemand die zich daar op 12 september nog druk over maakt.
Een gewoon mens (25 april 2012)
Dat zelfs Lionel Messi maar een gewoon mens is, heeft hij ons de afgelopen week in twee wedstrijden tegen Chelsea overtuigend laten zien. Balverlies in blessuretijd als aanleiding voor het doelpunt in Londen, gemiste penalty en gele kaart in Barcelona, doodlopende dribbels, verkeerde passes, schot op de paal, hij had met minder toegekund om zijn onaantastbaarheid onderuit te halen. Daar kan een enkel geniaal steekpassje als assist voor een doelpunt van Iniesta niet tegenop.
Was natuurlijk ook een kwestie van tijd dat het eens níet lukte. En voor de goede orde: hij had zichzelf niet op een voetstuk geplaatst, daar hadden wij, mateloze bewonderaars, hem op getild. Wij waren het die van hem een idool gemaakt hadden dat zogenaamd elke wedstrijd kon beslissen, en wel iedere keer opnieuw in de overtreffende trap van schoonheid. Hij is weer even terug op aarde, mag uithuilen en volgend seizoen weer toveren. Voorlopig weer even als mens.
Wie verrassend snel zijn voorbeeld volgde, was Cristiano Ronaldo. Die dacht in het begin van de wedstrijd tegen Bayern zijn gram te halen door te laten zien wél een penalty te kunnen nemen en snel daarna nog een mooie goal te maken, maar had daarmee zijn kruit al verschoten. Typerend was de penalty waarmee hij de beslissende serie dacht te kunnen openen, en dus meteen van het voetstuk afkukelde dat hij zelf had beklommen onder het mom ‘de Koning is dood, leve de Koning’. Nee hoor, ook dood: was ook een mens.
Net als trouwens José Mourinho, die zowaar in gebed de strafschoppenserie leek te ondergaan en onmiddellijk na het verlies in de catacomben verdween. Af via de zijdeur, als een ordinair mens, en niet eens een special one. En net als Diego Maradona die als coach al lang een karikatuur van zichzelf is geworden en zich nu weer ergens in de Verenigde Arabische Emiraten belachelijk aan het maken is.
De enige voetbalgrootheid ter wereld die maar geen gewoon mens wil worden, is Johan Cruijff. Ja, af en toe heel eventjes, als hij terechtkomt in de Raad van Commissarissen van een club of bij een andere gelegenheid wordt tegengesproken. Dan maakt hij ruzie, kan hij vloeken en tieren, sleept hij zijn kwelgeesten desnoods voor de rechter en gaat hij uit pure nijd aan de andere kant van de wereld een willekeurige club redden. Maar als puntje bij paaltje komt, blijken dat afleidingsmanoeuvres te zijn geweest. Dan blijkt hij de algehele verwarring gebruikt te hebben om allerlei beslissende adviezen te geven aan de trainer.
Zo schijnt hij midden in die roerige periode Frank de Boer te hebben ingefluisterd dat hij Vurnon Anita als verdedigende middenvelder moest opstellen en niet Theo Janssen, waarna Ajax zijn winnende reeks kon neerzetten. En, verklapte Frank, ‘zo zei hij laatst dat onze rechtsback vaker op de positie van rechtshalf moest gaan staan. De linksbuiten van de tegenstander zou dan vanzelf meelopen. Dat lijkt een simpele mededeling, maar we hebben er al veel profijt van gehad’.
En wie De Boer geen autoriteit vindt, luistere naar Barcelona-trainer Pep Guardiola, die uitspraken doet als ‘Cruijff heeft de voetbalcultuur bij Barcelona volledig veranderd’ en ‘Door Cruijff heb ik het voetbal leren begrijpen’.
De enige die dwarsligt, is Willem van Hanegem, als hij over de visie van Cruijff zegt: ‘Over één aspect was ik het oneens. Hij legde altijd de nadruk op het individu, maar ik vind het teambelang net iets belangrijker. Want volgens mij is voetbal een teamsport.’ Tsjonge, ver gezocht, zeg.
Het ultieme bewijs voor de aparte status van Cruijff werd geleverd door de felicitatie van uitgerekend Louis van Gaal in een paginagrote advertentie van Ajax-sponsor Aegon in De Telegraaf en het Algemeen Dagblad: ‘Namens alle Nederlandse voetballiefhebbers wens ik Johan een prachtige verjaardag toe. (…) Johan heeft het voetbal op de kaart gezet en ook maatschappelijk heeft hij zich op verschillende fronten laten zien. Dit verdient respect.’
Nou, zeker, bijna net zoveel als het voor elkaar te krijgen publiekelijk gefeliciteerd te worden door je grootste vijand. Johan Cruijff, al vijfenzestig jaar geen gewoon mens, ik weet het zeker. En ik ben nu al benieuwd wat hij over ruim vier jaar in zijn krantenadvertentie ter ere van de vijfenzestigste verjaardag van Louis van Gaal gaat zetten.
Dat zelfs Lionel Messi maar een gewoon mens is, heeft hij ons de afgelopen week in twee wedstrijden tegen Chelsea overtuigend laten zien. Balverlies in blessuretijd als aanleiding voor het doelpunt in Londen, gemiste penalty en gele kaart in Barcelona, doodlopende dribbels, verkeerde passes, schot op de paal, hij had met minder toegekund om zijn onaantastbaarheid onderuit te halen. Daar kan een enkel geniaal steekpassje als assist voor een doelpunt van Iniesta niet tegenop.
Was natuurlijk ook een kwestie van tijd dat het eens níet lukte. En voor de goede orde: hij had zichzelf niet op een voetstuk geplaatst, daar hadden wij, mateloze bewonderaars, hem op getild. Wij waren het die van hem een idool gemaakt hadden dat zogenaamd elke wedstrijd kon beslissen, en wel iedere keer opnieuw in de overtreffende trap van schoonheid. Hij is weer even terug op aarde, mag uithuilen en volgend seizoen weer toveren. Voorlopig weer even als mens.
Wie verrassend snel zijn voorbeeld volgde, was Cristiano Ronaldo. Die dacht in het begin van de wedstrijd tegen Bayern zijn gram te halen door te laten zien wél een penalty te kunnen nemen en snel daarna nog een mooie goal te maken, maar had daarmee zijn kruit al verschoten. Typerend was de penalty waarmee hij de beslissende serie dacht te kunnen openen, en dus meteen van het voetstuk afkukelde dat hij zelf had beklommen onder het mom ‘de Koning is dood, leve de Koning’. Nee hoor, ook dood: was ook een mens.
Net als trouwens José Mourinho, die zowaar in gebed de strafschoppenserie leek te ondergaan en onmiddellijk na het verlies in de catacomben verdween. Af via de zijdeur, als een ordinair mens, en niet eens een special one. En net als Diego Maradona die als coach al lang een karikatuur van zichzelf is geworden en zich nu weer ergens in de Verenigde Arabische Emiraten belachelijk aan het maken is.
De enige voetbalgrootheid ter wereld die maar geen gewoon mens wil worden, is Johan Cruijff. Ja, af en toe heel eventjes, als hij terechtkomt in de Raad van Commissarissen van een club of bij een andere gelegenheid wordt tegengesproken. Dan maakt hij ruzie, kan hij vloeken en tieren, sleept hij zijn kwelgeesten desnoods voor de rechter en gaat hij uit pure nijd aan de andere kant van de wereld een willekeurige club redden. Maar als puntje bij paaltje komt, blijken dat afleidingsmanoeuvres te zijn geweest. Dan blijkt hij de algehele verwarring gebruikt te hebben om allerlei beslissende adviezen te geven aan de trainer.
Zo schijnt hij midden in die roerige periode Frank de Boer te hebben ingefluisterd dat hij Vurnon Anita als verdedigende middenvelder moest opstellen en niet Theo Janssen, waarna Ajax zijn winnende reeks kon neerzetten. En, verklapte Frank, ‘zo zei hij laatst dat onze rechtsback vaker op de positie van rechtshalf moest gaan staan. De linksbuiten van de tegenstander zou dan vanzelf meelopen. Dat lijkt een simpele mededeling, maar we hebben er al veel profijt van gehad’.
En wie De Boer geen autoriteit vindt, luistere naar Barcelona-trainer Pep Guardiola, die uitspraken doet als ‘Cruijff heeft de voetbalcultuur bij Barcelona volledig veranderd’ en ‘Door Cruijff heb ik het voetbal leren begrijpen’.
De enige die dwarsligt, is Willem van Hanegem, als hij over de visie van Cruijff zegt: ‘Over één aspect was ik het oneens. Hij legde altijd de nadruk op het individu, maar ik vind het teambelang net iets belangrijker. Want volgens mij is voetbal een teamsport.’ Tsjonge, ver gezocht, zeg.
Het ultieme bewijs voor de aparte status van Cruijff werd geleverd door de felicitatie van uitgerekend Louis van Gaal in een paginagrote advertentie van Ajax-sponsor Aegon in De Telegraaf en het Algemeen Dagblad: ‘Namens alle Nederlandse voetballiefhebbers wens ik Johan een prachtige verjaardag toe. (…) Johan heeft het voetbal op de kaart gezet en ook maatschappelijk heeft hij zich op verschillende fronten laten zien. Dit verdient respect.’
Nou, zeker, bijna net zoveel als het voor elkaar te krijgen publiekelijk gefeliciteerd te worden door je grootste vijand. Johan Cruijff, al vijfenzestig jaar geen gewoon mens, ik weet het zeker. En ik ben nu al benieuwd wat hij over ruim vier jaar in zijn krantenadvertentie ter ere van de vijfenzestigste verjaardag van Louis van Gaal gaat zetten.
Lopend naar huis (21 april 2012)
Hij zou lopend naar huis gaan als FC Groningen in De Arena van Ajax zou winnen, had algemeen directeur Hans Nijland vooraf gezegd. Daaruit ben je geneigd af te leiden dat hij denkt dat zijn spelers zo’n hekel aan hem hebben dat zij extra hun best doen als zij hem een hak kunnen zetten. En wel zodanig dat ze na tien nederlagen in de laatste twaalf wedstrijden opgezweept worden tot een haast bovenmenselijke prestatie als die leidt tot een voor deze tijd onmenselijke sanctie voor de directeur. Een wonderlijk staaltje motivatietraining.
Je moet er trouwens maar tijd voor hebben, teruglopen naar Groningen. Dat besef lijkt er eerder op te wijzen dat Nijland ervan uitging dat het zijn spelers toch niet zou lukken om te winnen. Hij kon van alles beloven: zijn baard laten staan, zijn hoofd kaalscheren, zijn gebit laten trekken, naakt de bus in, in een jurk drie rondjes om de Martinitoren kruipen, maakt niet uit. Erg motiverend is het voor de spelers allemaal niet.
Dan had Co Adriaanse het destijds beter bekeken, toen hij de spelers van Willem II de dag na een verloren oefenwedstrijd in Gent uitnodigde voor een puzzelrit, die er in de praktijk op neerkwam dat ze onvoorbereid ruim vijfentwintig kilometer moesten lopen, met de trainer in de auto achter ze aan. Het equivalent van naar huis lopen dus, en dan was hij nog coulant, want Gent-Tilburg is 134 kilometer. Straf, dát is pas motiverend voor spelers: Willem II werd dat jaar tweede en plaatste zich voor de Champions League.
Wat níet werkt, is een actie als die van Excelsior vorige week: met de tram naar De Kuip. Dat is als een straf vooraf. De wedstrijd ging dan ook kansloos verloren. Maar laat ze spelen met het vooruitzicht met de tram terug te moeten in geval van een nederlaag, en je zal zien hoe ze kunnen strijden. Het schijnt trouwens dat twee spelers vergeten waren een OV-chipkaart mee te nemen. Waarschijnlijk wisten ze van het hele bestaan niet af. Dat had ze bij Co Adriaanse niet moeten overkomen: achter de tram aan lopen en de volgende wedstrijd niet spelen.
Hans Nijland kan na Ajax-Groningen gerustgesteld zijn. Zijn spelers mogen hem wel. Alleen Suk leek heel graag te willen winnen. Maar ja, die is van jongs af aan Koreaanse tuchtigingen gewend geweest en had waarschijnlijk begrepen dat hij zelf moest lopen. Een aardig idee voor de coaches van de clubs die strijden voor de tweede plaats is het voor volgende week wel. Vooral de jongens van PSV lijken een extra stimulans wel te kunnen gebruiken. Kerkrade-Eindhoven, een mooie honderd kilometer, het is maar een suggestie.
Hij zou lopend naar huis gaan als FC Groningen in De Arena van Ajax zou winnen, had algemeen directeur Hans Nijland vooraf gezegd. Daaruit ben je geneigd af te leiden dat hij denkt dat zijn spelers zo’n hekel aan hem hebben dat zij extra hun best doen als zij hem een hak kunnen zetten. En wel zodanig dat ze na tien nederlagen in de laatste twaalf wedstrijden opgezweept worden tot een haast bovenmenselijke prestatie als die leidt tot een voor deze tijd onmenselijke sanctie voor de directeur. Een wonderlijk staaltje motivatietraining.
Je moet er trouwens maar tijd voor hebben, teruglopen naar Groningen. Dat besef lijkt er eerder op te wijzen dat Nijland ervan uitging dat het zijn spelers toch niet zou lukken om te winnen. Hij kon van alles beloven: zijn baard laten staan, zijn hoofd kaalscheren, zijn gebit laten trekken, naakt de bus in, in een jurk drie rondjes om de Martinitoren kruipen, maakt niet uit. Erg motiverend is het voor de spelers allemaal niet.
Dan had Co Adriaanse het destijds beter bekeken, toen hij de spelers van Willem II de dag na een verloren oefenwedstrijd in Gent uitnodigde voor een puzzelrit, die er in de praktijk op neerkwam dat ze onvoorbereid ruim vijfentwintig kilometer moesten lopen, met de trainer in de auto achter ze aan. Het equivalent van naar huis lopen dus, en dan was hij nog coulant, want Gent-Tilburg is 134 kilometer. Straf, dát is pas motiverend voor spelers: Willem II werd dat jaar tweede en plaatste zich voor de Champions League.
Wat níet werkt, is een actie als die van Excelsior vorige week: met de tram naar De Kuip. Dat is als een straf vooraf. De wedstrijd ging dan ook kansloos verloren. Maar laat ze spelen met het vooruitzicht met de tram terug te moeten in geval van een nederlaag, en je zal zien hoe ze kunnen strijden. Het schijnt trouwens dat twee spelers vergeten waren een OV-chipkaart mee te nemen. Waarschijnlijk wisten ze van het hele bestaan niet af. Dat had ze bij Co Adriaanse niet moeten overkomen: achter de tram aan lopen en de volgende wedstrijd niet spelen.
Hans Nijland kan na Ajax-Groningen gerustgesteld zijn. Zijn spelers mogen hem wel. Alleen Suk leek heel graag te willen winnen. Maar ja, die is van jongs af aan Koreaanse tuchtigingen gewend geweest en had waarschijnlijk begrepen dat hij zelf moest lopen. Een aardig idee voor de coaches van de clubs die strijden voor de tweede plaats is het voor volgende week wel. Vooral de jongens van PSV lijken een extra stimulans wel te kunnen gebruiken. Kerkrade-Eindhoven, een mooie honderd kilometer, het is maar een suggestie.
Opvallen door omvallen (19 april 2012)
Beetje moe geworden van de week van een dubbele portie Champions League. Om te beginnen van de televisiecommentatoren. Die van dinsdag, weet niet meer wie, hield niet op te benadrukken dat Bayern zich door het winnende thuisdoelpunt vlak voor tijd een enorm goeie uitgangspositie had verworven voor de return en daarmee haast op de drempel van de finale stond. En die van woensdag, Jeroen Grueter, zag in elke geslaagde actie van een speler van Chelsea de wraak voor de nederlaag in de halve finale van drie jaar geleden. En ja, de 1-0 overwinning, tot stand gekomen uit ongeveer de enige Engelse kans van de wedstrijd, was eveneens de ideale uitslag als stap naar de finale.
Ik kan me de tijd nog heugen dat die uitslag juist zorgen baarde met de uitwedstrijd nog voor de boeg, zelfs als de tegenstander níet drie honderdprocent scoringskansen onbenut had gelaten, laat staan wanneer je op de valreep een magere 2-1 uit het vuur had gesleept. Maar het kan goed zijn dat in het huidige voetbal andere wetten gelden. Per slot van rekening is het voetbal veranderd en zijn topteams in staat om een perfect georganiseerde muur voor het eigen doel te bouwen om de kleine voorsprong te verdedigen. Zoals Chelsea ook in eigen huis. Zie daar maar eens doorheen te komen in de return. Daar zouden zelfs Ronaldo en Messi best eens heel veel moeite mee kunnen hebben. Maar ook in dat geval hoef ik dat niet om de twee zinnen van zo’n commentator te horen. Dat snap ik na een keer of vijf heus wel.
Nog moeier werd ik van de stervoetballers zelf. Niet van Ronaldo. Die heb ik, op zijn ene gruwelijke misser, direct gevolgd door zijn briljante assist na, nauwelijks opgemerkt. Ook niet van Messi. Die vind ik alleen maar leuker nu hij ook fouten met fatale gevolgen gaat maken. Maar van de vedetten van Bayern en Chelsea: Ribéry, Robben, Drogba. Nog vaker dan de irritante tekstherhalingen van de commentatoren lagen zij op de grond te krimpen van de pijn. Omdat ze door een tegenspeler aangeraakt waren. Of nog niet eens: omdat er één te dicht in de buurt kwam. Om drie tellen later weer topfit rond te huppelen. En om hun gelijk als onaantastbaar genie met veel misbaar op te eisen na het scoren van een goal. Ook daarin zal het voetbal wel veranderd zijn, maar ik kan me haast niet voorstellen dat ze zichzelf nog in enig opzicht serieus nemen.
Ik zou het overigens op zich wel leuk vinden als de commentatoren gelijk krijgen en we een finale Bayern-Chelsea tegemoet kunnen zien, al was het maar omdat we die Spaanse finale dit weekend ook alweer krijgen. Waar ik wel erg nieuwsgierig naar word, is of er in die Champions Leaguefinale dan ook nog een beetje gevoetbald gaat worden of dat de aanvallers van beide teams om beurten alleen maar kermend naar de grond gaan. Lijkt me geweldig: dat zal dan pas echt de nieuwe standaard voor het voetbal worden.
Het meest benieuwd ben ik naar de aanvallers van Bayern. Het schijnt namelijk dat Ribéry en Robben hun act na de wedstrijd tegen Real nog even voortgezet hebben. Ze kregen ruzie, de jongens. Over wie een vrije trap had mogen nemen. Robben had Ribéry toen weggestuurd. Dus kwam Ribéry in de kleedkamer verhaal halen en werd handtastelijk. En dat liet Robben natuurlijk niet op zich zitten toen hij weer opgestaan was. Ze hebben er zelfs een groepsgesprek en individuele gesprekken met de directie aan moeten wijden. Waarschijnlijk over de vraag wie er het mooist gevallen was.
Ik hoop op het moment dat ze in de finale per ongeluk met z’n tweeën op de bal afgaan. Wie zal er doorhalen? Of zullen ze allebei ter aarde storten? Of mooier nog, dat één van de twee vlak voor tijd een duik neemt en op een kansrijke plaats een vrije trap krijgt. Gaat die nog zonder ongelukken genomen worden?
Beetje moe geworden van de week van een dubbele portie Champions League. Om te beginnen van de televisiecommentatoren. Die van dinsdag, weet niet meer wie, hield niet op te benadrukken dat Bayern zich door het winnende thuisdoelpunt vlak voor tijd een enorm goeie uitgangspositie had verworven voor de return en daarmee haast op de drempel van de finale stond. En die van woensdag, Jeroen Grueter, zag in elke geslaagde actie van een speler van Chelsea de wraak voor de nederlaag in de halve finale van drie jaar geleden. En ja, de 1-0 overwinning, tot stand gekomen uit ongeveer de enige Engelse kans van de wedstrijd, was eveneens de ideale uitslag als stap naar de finale.
Ik kan me de tijd nog heugen dat die uitslag juist zorgen baarde met de uitwedstrijd nog voor de boeg, zelfs als de tegenstander níet drie honderdprocent scoringskansen onbenut had gelaten, laat staan wanneer je op de valreep een magere 2-1 uit het vuur had gesleept. Maar het kan goed zijn dat in het huidige voetbal andere wetten gelden. Per slot van rekening is het voetbal veranderd en zijn topteams in staat om een perfect georganiseerde muur voor het eigen doel te bouwen om de kleine voorsprong te verdedigen. Zoals Chelsea ook in eigen huis. Zie daar maar eens doorheen te komen in de return. Daar zouden zelfs Ronaldo en Messi best eens heel veel moeite mee kunnen hebben. Maar ook in dat geval hoef ik dat niet om de twee zinnen van zo’n commentator te horen. Dat snap ik na een keer of vijf heus wel.
Nog moeier werd ik van de stervoetballers zelf. Niet van Ronaldo. Die heb ik, op zijn ene gruwelijke misser, direct gevolgd door zijn briljante assist na, nauwelijks opgemerkt. Ook niet van Messi. Die vind ik alleen maar leuker nu hij ook fouten met fatale gevolgen gaat maken. Maar van de vedetten van Bayern en Chelsea: Ribéry, Robben, Drogba. Nog vaker dan de irritante tekstherhalingen van de commentatoren lagen zij op de grond te krimpen van de pijn. Omdat ze door een tegenspeler aangeraakt waren. Of nog niet eens: omdat er één te dicht in de buurt kwam. Om drie tellen later weer topfit rond te huppelen. En om hun gelijk als onaantastbaar genie met veel misbaar op te eisen na het scoren van een goal. Ook daarin zal het voetbal wel veranderd zijn, maar ik kan me haast niet voorstellen dat ze zichzelf nog in enig opzicht serieus nemen.
Ik zou het overigens op zich wel leuk vinden als de commentatoren gelijk krijgen en we een finale Bayern-Chelsea tegemoet kunnen zien, al was het maar omdat we die Spaanse finale dit weekend ook alweer krijgen. Waar ik wel erg nieuwsgierig naar word, is of er in die Champions Leaguefinale dan ook nog een beetje gevoetbald gaat worden of dat de aanvallers van beide teams om beurten alleen maar kermend naar de grond gaan. Lijkt me geweldig: dat zal dan pas echt de nieuwe standaard voor het voetbal worden.
Het meest benieuwd ben ik naar de aanvallers van Bayern. Het schijnt namelijk dat Ribéry en Robben hun act na de wedstrijd tegen Real nog even voortgezet hebben. Ze kregen ruzie, de jongens. Over wie een vrije trap had mogen nemen. Robben had Ribéry toen weggestuurd. Dus kwam Ribéry in de kleedkamer verhaal halen en werd handtastelijk. En dat liet Robben natuurlijk niet op zich zitten toen hij weer opgestaan was. Ze hebben er zelfs een groepsgesprek en individuele gesprekken met de directie aan moeten wijden. Waarschijnlijk over de vraag wie er het mooist gevallen was.
Ik hoop op het moment dat ze in de finale per ongeluk met z’n tweeën op de bal afgaan. Wie zal er doorhalen? Of zullen ze allebei ter aarde storten? Of mooier nog, dat één van de twee vlak voor tijd een duik neemt en op een kansrijke plaats een vrije trap krijgt. Gaat die nog zonder ongelukken genomen worden?
De Toekomst heeft de jeugd (16 april 2012)
Johan Cruijff is bezig de jeugdopleiding van Ajax naar zijn hand te zetten. Tenminste, dat mag je aannemen na alle tijd die hij inmiddels al weer in de club heeft gestoken. Natuurlijk heeft hij zijn handen vol gehad aan de collega’s van de Raad van Commissarissen, maar Cruijff is op de drempel van zijn vijfenzestigste verjaardag nog altijd niet voor een kleintje vervaard. Hij redt en passant een Mexicaanse club van de sportieve ondergang, doet uiteraard Barcelona er nog bij en schijnt ook nog lijntjes naar Liverpool te hebben uitstaan, dus je maakt mij niet wijs dat hij de afgelopen maanden bij Ajax braaf heeft zitten wachten op het vertrek van Edgar Davids en zijn vriendjes alvorens aan de slag te gaan.
Nee, het kan niet anders of Cruijff is al lang intensief in de weer om Wim Jonk en Dennis Bergkamp te vertellen wat nou precies de bedoeling is en hoe het grote Europese succes weer binnen bereik moet komen. En nou zat hij dit jaar nog met de rotte erfenis van beleidsmakers en trainers die er niks van begrepen, dus abusievelijk werden er in de jeugd goede teamprestaties geboekt en braken er tegen wil en dank nog wat jeugdspelers door in de A-selectie, maar voor komend seizoen zullen de lijnen heus uitgezet zijn. Met als hoofddoel: optimale individuele ontwikkeling van de jeugd.
Nou heb ik steeds begrepen dat dat zou betekenen dat de op zeer jonge leeftijd van amateurvelden weggeplukte spelertjes via een uitgekiend programma van individuele training en begeleiding gestimuleerd zouden worden tot duizelingwekkende prestaties. De absolute toppertjes zouden zelfs, door ze niet te belasten met de zorg voor het team maar volledig gericht te kunnen zijn op hun eigen ontwikkeling, boven alles en iedereen uit kunnen stijgen. Goed, je jeugdteams worden misschien nooit meer kampioen, maar de individuen zullen na verloop van tijd als kometen het eerste elftal in schieten.
Toen hoorde ik van berichten in De Telegraaf over ‘aankopen’ van de jeugdopleiding van Ajax en las ik op de site van Elf Voetbal hoe Ajax een C-junior van PSV ‘heeft verleid tot een overstap naar Amsterdam’. En daarna: ‘Ajax lijkt op talentenroof te zijn dit jaar. Het haalt ook al een 14-jarig toptalent van AZ op voor 52.000 euro en heeft interesse in jeugdtalenten van FC Utrecht, Sparta en nog meer beloftevolle spelers van AZ en PSV.’ O ja, en in een ander bericht is ook sprake van de versterking met een 17-jarige verdediger van Heerenveen.
Ineens begon me te dagen waarom het beleidsplan van Cruijff destijds maar een paar A-viertjes in beslag nam. De manier waarop Cruijff van plan is de beste jeugdspelers te gaan afleveren bij De Toekomst is door ze weg te kopen bij de concurrenten. Net zo ordinair dus als Real Madrid, Barcelona, Chelsea, Arsenal, Manchester City en, inderdaad, Liverpool.
Even los van de morele aspecten, stelt het me toch een klein beetje teleur. Natuurlijk, er zal best nog wat aan ze geschaafd worden. En ja, de jeugd heeft de toekomst. Maar binnenkort heeft De Toekomst dan ook De Jeugd.
Johan Cruijff is bezig de jeugdopleiding van Ajax naar zijn hand te zetten. Tenminste, dat mag je aannemen na alle tijd die hij inmiddels al weer in de club heeft gestoken. Natuurlijk heeft hij zijn handen vol gehad aan de collega’s van de Raad van Commissarissen, maar Cruijff is op de drempel van zijn vijfenzestigste verjaardag nog altijd niet voor een kleintje vervaard. Hij redt en passant een Mexicaanse club van de sportieve ondergang, doet uiteraard Barcelona er nog bij en schijnt ook nog lijntjes naar Liverpool te hebben uitstaan, dus je maakt mij niet wijs dat hij de afgelopen maanden bij Ajax braaf heeft zitten wachten op het vertrek van Edgar Davids en zijn vriendjes alvorens aan de slag te gaan.
Nee, het kan niet anders of Cruijff is al lang intensief in de weer om Wim Jonk en Dennis Bergkamp te vertellen wat nou precies de bedoeling is en hoe het grote Europese succes weer binnen bereik moet komen. En nou zat hij dit jaar nog met de rotte erfenis van beleidsmakers en trainers die er niks van begrepen, dus abusievelijk werden er in de jeugd goede teamprestaties geboekt en braken er tegen wil en dank nog wat jeugdspelers door in de A-selectie, maar voor komend seizoen zullen de lijnen heus uitgezet zijn. Met als hoofddoel: optimale individuele ontwikkeling van de jeugd.
Nou heb ik steeds begrepen dat dat zou betekenen dat de op zeer jonge leeftijd van amateurvelden weggeplukte spelertjes via een uitgekiend programma van individuele training en begeleiding gestimuleerd zouden worden tot duizelingwekkende prestaties. De absolute toppertjes zouden zelfs, door ze niet te belasten met de zorg voor het team maar volledig gericht te kunnen zijn op hun eigen ontwikkeling, boven alles en iedereen uit kunnen stijgen. Goed, je jeugdteams worden misschien nooit meer kampioen, maar de individuen zullen na verloop van tijd als kometen het eerste elftal in schieten.
Toen hoorde ik van berichten in De Telegraaf over ‘aankopen’ van de jeugdopleiding van Ajax en las ik op de site van Elf Voetbal hoe Ajax een C-junior van PSV ‘heeft verleid tot een overstap naar Amsterdam’. En daarna: ‘Ajax lijkt op talentenroof te zijn dit jaar. Het haalt ook al een 14-jarig toptalent van AZ op voor 52.000 euro en heeft interesse in jeugdtalenten van FC Utrecht, Sparta en nog meer beloftevolle spelers van AZ en PSV.’ O ja, en in een ander bericht is ook sprake van de versterking met een 17-jarige verdediger van Heerenveen.
Ineens begon me te dagen waarom het beleidsplan van Cruijff destijds maar een paar A-viertjes in beslag nam. De manier waarop Cruijff van plan is de beste jeugdspelers te gaan afleveren bij De Toekomst is door ze weg te kopen bij de concurrenten. Net zo ordinair dus als Real Madrid, Barcelona, Chelsea, Arsenal, Manchester City en, inderdaad, Liverpool.
Even los van de morele aspecten, stelt het me toch een klein beetje teleur. Natuurlijk, er zal best nog wat aan ze geschaafd worden. En ja, de jeugd heeft de toekomst. Maar binnenkort heeft De Toekomst dan ook De Jeugd.
Eind goed al goed (15 april 2012)
Je hoeft geen heel grote hekel aan PSV te hebben om bedenkingen te hebben bij de manier waarop de club AZ verslagen heeft. Rommelige wedstrijd met veel strijd en spanning, en na een langdurige voorsprong van AZ vanaf twaalf minuten voor tijd een gelijke stand. Daarna nog kansen over en weer, allemaal leuk. Maar als het dan in een blessuretijd van in totaal drie minuten na twee minuut achtenvijftig nog steeds 2-2 staat, dan moet je je daar ook mee kunnen verzoenen, zeker als je niet een groot deel van de wedstrijd een enorm overwicht hebt gehad of andere redenen hebt om de winst te claimen. Er komt een moment dat je uit respect voor de tegenstander vrede moet hebben met een puntendeling.
Goed, als je nog zelf een briljante actie in huis hebt, is het anders. Dan kan je je hooguit afvragen waarom dat per se helemaal aan het eind moet, maar dan dwing je nog zelf de winst af. Maar om nou als teleurstellende invaller twee seconden voor het verstrijken van de allerlaatste extra blessuretel, terwijl je al uitgeteld op de grond ligt, met je grote teen de bal vlak voor de aanstormende verdediger nog in het doel te zwiepen, gaat wel ver.
Komt bij dat AZ maandenlang bovenaan heeft gestaan, het hele seizoen onomstreden het leukste voetbal speelt en aanspraak leek te maken op de tweede Champions Leagueplaats. Pas afgelopen woensdag werd de ploeg de pas afgesneden die zelfs naar het kampioenschap had kunnen leiden door een gelijkspel tegen FC Twente, na een doelpunt van Twente in…de laatste minuut. En dan krijg je dit. Domper op domper en allemaal grijnzende gezichten in Eindhoven. Zelfs Cocu, normaal gesproken toch de ingetogenheid zelve, kon zijn geluk niet op en wijdde geen woord aan de geniepige wijze waarop de winst tot stand gekomen was.
Die jongens van AZ moesten na die laatste twee seconden nog met de bus helemaal terug naar Alkmaar, met Gertjan Verbeek op de stoel naast de chauffeur. Ik kan me niet voorstellen dat er ook maar één speler een geluid heeft durven maken. De blik van Verbeek als die zich naar je omdraait, daar moet je toch niet aan denken. Ik zou nog liever Van Gaal voorin hebben.
Dan was de gelijkmaker in blessuretijd van NAC tegen FC Twente van een andere orde. Die jongens namen niet alle punten mee en hadden bovendien gewoon recht op een deel van de buit. Voorzet, mooie kopbal, niets op af te dingen. En van Twente was toch de glans al af na het eenmalige machtsvertoon bij PSV. Maar belangrijker nog: Twente had dit na woensdag gewoon tegoed.
Voor AZ ziet het er somber uit, met ook de uitwedstrijd tegen Feyenoord nog voor de boeg. Tien tegen één dat ook daar in blessuretijd nog iets naars te gebeuren staat. Daar zie ik zo’n Guidetti wel voor aan. En dan weer die bus in met Gertjan, want een trammetje, zoals Excelsior zich bij wijze van joligheid kon permitteren, zit er niet in.
PSV zal met het resterende programma ongetwijfeld nog doorstoten naar de tweede plaats. Het enige leuke hieraan is dat Heracles, min of meer in de laatste seconde van de blessuretijd van de bekerfinale, alsnog Europa in mag.
Je hoeft geen heel grote hekel aan PSV te hebben om bedenkingen te hebben bij de manier waarop de club AZ verslagen heeft. Rommelige wedstrijd met veel strijd en spanning, en na een langdurige voorsprong van AZ vanaf twaalf minuten voor tijd een gelijke stand. Daarna nog kansen over en weer, allemaal leuk. Maar als het dan in een blessuretijd van in totaal drie minuten na twee minuut achtenvijftig nog steeds 2-2 staat, dan moet je je daar ook mee kunnen verzoenen, zeker als je niet een groot deel van de wedstrijd een enorm overwicht hebt gehad of andere redenen hebt om de winst te claimen. Er komt een moment dat je uit respect voor de tegenstander vrede moet hebben met een puntendeling.
Goed, als je nog zelf een briljante actie in huis hebt, is het anders. Dan kan je je hooguit afvragen waarom dat per se helemaal aan het eind moet, maar dan dwing je nog zelf de winst af. Maar om nou als teleurstellende invaller twee seconden voor het verstrijken van de allerlaatste extra blessuretel, terwijl je al uitgeteld op de grond ligt, met je grote teen de bal vlak voor de aanstormende verdediger nog in het doel te zwiepen, gaat wel ver.
Komt bij dat AZ maandenlang bovenaan heeft gestaan, het hele seizoen onomstreden het leukste voetbal speelt en aanspraak leek te maken op de tweede Champions Leagueplaats. Pas afgelopen woensdag werd de ploeg de pas afgesneden die zelfs naar het kampioenschap had kunnen leiden door een gelijkspel tegen FC Twente, na een doelpunt van Twente in…de laatste minuut. En dan krijg je dit. Domper op domper en allemaal grijnzende gezichten in Eindhoven. Zelfs Cocu, normaal gesproken toch de ingetogenheid zelve, kon zijn geluk niet op en wijdde geen woord aan de geniepige wijze waarop de winst tot stand gekomen was.
Die jongens van AZ moesten na die laatste twee seconden nog met de bus helemaal terug naar Alkmaar, met Gertjan Verbeek op de stoel naast de chauffeur. Ik kan me niet voorstellen dat er ook maar één speler een geluid heeft durven maken. De blik van Verbeek als die zich naar je omdraait, daar moet je toch niet aan denken. Ik zou nog liever Van Gaal voorin hebben.
Dan was de gelijkmaker in blessuretijd van NAC tegen FC Twente van een andere orde. Die jongens namen niet alle punten mee en hadden bovendien gewoon recht op een deel van de buit. Voorzet, mooie kopbal, niets op af te dingen. En van Twente was toch de glans al af na het eenmalige machtsvertoon bij PSV. Maar belangrijker nog: Twente had dit na woensdag gewoon tegoed.
Voor AZ ziet het er somber uit, met ook de uitwedstrijd tegen Feyenoord nog voor de boeg. Tien tegen één dat ook daar in blessuretijd nog iets naars te gebeuren staat. Daar zie ik zo’n Guidetti wel voor aan. En dan weer die bus in met Gertjan, want een trammetje, zoals Excelsior zich bij wijze van joligheid kon permitteren, zit er niet in.
PSV zal met het resterende programma ongetwijfeld nog doorstoten naar de tweede plaats. Het enige leuke hieraan is dat Heracles, min of meer in de laatste seconde van de blessuretijd van de bekerfinale, alsnog Europa in mag.
Emotionele malheur (12 april 2012)
Mijn hart maakte een sprongetje toen ik het zag staan: Toivonen zit emotioneel stuk. Het is toch een goeie jongen, wist ik meteen. Hij mag dan in het vuur van de strijd onophoudelijk provoceren, hij mag tegenstanders kaarten aannaaien door zich met veel misbaar te laten vallen zonder noemenswaardig contact en hij mag zelf elke wedstrijd minimaal één slachtoffer maken, maar hij bedoelt het niet verkeerd.
Goed, Douglas van FC Twente zal nog steeds boos zijn dat Ola niets deed om hem vrij te pleiten van zijn rode kaart als gevolg van het uiterst lichte trapje tegen diens bovenbeen. Natuurlijk is Willie Overtoom van Heracles niet blij dat hij tijdens de bekerfinale van het veld gedragen moest worden nadat Ola zonder enige aanleiding de flexibiliteit van zijn enkel op de proef had gesteld. En met de gemoedstoestand van Sander Duits van RKC zal het niet anders gesteld zijn na de hardhandige kennismaking met Ola’s duelkracht, die ook hem een voortijdige aftocht uit de wedstrijd tegen PSV bezorgde.
De incidenten met een hoofdrol voor Toivonen volgden elkaar de laatste weken snel op. Komt door zijn geweldige wedstrijdinstelling, zou een trainer misschien zeggen. Die maakt hem extra scherp als het seizoen zijn climax bereikt. Is te wijten aan zijn verderfelijke karakter, zou je eerder denken als je het vanuit de invalshoek van collegialiteit zou bekijken. Misschien zou je zelfs geneigd zijn te spreken over een misdadige inslag, als je de nadruk zou leggen op de weerloosheid van zijn slachtoffers.
Maar ik wist beter toen ik las van zijn emotionele problemen: Toivonen had spijt. Hij had weliswaar na de betreffende wedstrijden geen enkele wroeging getoond en zelfs zijn daden volledig gebagatelliseerd toen hij stelde dat hij de pijn van Overtoom kende omdat er zo vaak iemand op zíjn enkel ging staan. Maar diep van binnen was het toch gaan knagen. Het had even geduurd, maar Ola besefte dat hij grenzen had overschreden. Zelfs zodanig dat hij er emotioneel stuk van zat.
Dat zie je vaker, dacht ik nog, áls het dan eenmaal tot zo iemand doordringt, dan is hij er ook meteen kapot van. Dan wordt hij overmand door berouw. Dan moet je van goeden huize komen om hem niet met terugwerkende kracht onmiddellijk alles te willen vergeven en hem zelf als slachtoffer te zien van zijn eigen dadendrang. Wat lullig voor hem dat de enkels van die sukkels het begeven als hij er op gaat staan of dat ze opgefokt raken als hij een mannelijk duel aangaat.
Pas toen ik doorlas, bleek mijn geloof in zijn zelfinzicht volkomen misplaatst. Het enige waar Toivonen het zo te kwaad mee had, was dat hij met PSV weer een belangrijke wedstrijd verloren had. ‘Ik hoop niet dat we de titel hebben verspeeld, maar ik denk het wel,’ jammerde hij. ‘Ik denk niet dat we veel minder waren dan in de bekerfinale, maar we misten scherpte.’
Nou Ola, was het maar waar dat je scherpte miste. Dat zou Sander Duits een hoop leed bespaard hebben. Weet je wíe scherpte miste? Arjen Robben, toen hij in de beslissende wedstrijd om het kampioenschap van Bayern München tegen Borussia Dortmund een penalty miste waardoor Bayern met 1-0 verloor. Daar zit heel München trouwens emotioneel stuk van, maar of dat voor Robben zelf ook geldt betwijfel ik. Maar ja, dat is misschien ook wel een aansteller en provocateur, maar hij schopt in ieder geval niemand de wedstrijd uit.
Mijn hart maakte een sprongetje toen ik het zag staan: Toivonen zit emotioneel stuk. Het is toch een goeie jongen, wist ik meteen. Hij mag dan in het vuur van de strijd onophoudelijk provoceren, hij mag tegenstanders kaarten aannaaien door zich met veel misbaar te laten vallen zonder noemenswaardig contact en hij mag zelf elke wedstrijd minimaal één slachtoffer maken, maar hij bedoelt het niet verkeerd.
Goed, Douglas van FC Twente zal nog steeds boos zijn dat Ola niets deed om hem vrij te pleiten van zijn rode kaart als gevolg van het uiterst lichte trapje tegen diens bovenbeen. Natuurlijk is Willie Overtoom van Heracles niet blij dat hij tijdens de bekerfinale van het veld gedragen moest worden nadat Ola zonder enige aanleiding de flexibiliteit van zijn enkel op de proef had gesteld. En met de gemoedstoestand van Sander Duits van RKC zal het niet anders gesteld zijn na de hardhandige kennismaking met Ola’s duelkracht, die ook hem een voortijdige aftocht uit de wedstrijd tegen PSV bezorgde.
De incidenten met een hoofdrol voor Toivonen volgden elkaar de laatste weken snel op. Komt door zijn geweldige wedstrijdinstelling, zou een trainer misschien zeggen. Die maakt hem extra scherp als het seizoen zijn climax bereikt. Is te wijten aan zijn verderfelijke karakter, zou je eerder denken als je het vanuit de invalshoek van collegialiteit zou bekijken. Misschien zou je zelfs geneigd zijn te spreken over een misdadige inslag, als je de nadruk zou leggen op de weerloosheid van zijn slachtoffers.
Maar ik wist beter toen ik las van zijn emotionele problemen: Toivonen had spijt. Hij had weliswaar na de betreffende wedstrijden geen enkele wroeging getoond en zelfs zijn daden volledig gebagatelliseerd toen hij stelde dat hij de pijn van Overtoom kende omdat er zo vaak iemand op zíjn enkel ging staan. Maar diep van binnen was het toch gaan knagen. Het had even geduurd, maar Ola besefte dat hij grenzen had overschreden. Zelfs zodanig dat hij er emotioneel stuk van zat.
Dat zie je vaker, dacht ik nog, áls het dan eenmaal tot zo iemand doordringt, dan is hij er ook meteen kapot van. Dan wordt hij overmand door berouw. Dan moet je van goeden huize komen om hem niet met terugwerkende kracht onmiddellijk alles te willen vergeven en hem zelf als slachtoffer te zien van zijn eigen dadendrang. Wat lullig voor hem dat de enkels van die sukkels het begeven als hij er op gaat staan of dat ze opgefokt raken als hij een mannelijk duel aangaat.
Pas toen ik doorlas, bleek mijn geloof in zijn zelfinzicht volkomen misplaatst. Het enige waar Toivonen het zo te kwaad mee had, was dat hij met PSV weer een belangrijke wedstrijd verloren had. ‘Ik hoop niet dat we de titel hebben verspeeld, maar ik denk het wel,’ jammerde hij. ‘Ik denk niet dat we veel minder waren dan in de bekerfinale, maar we misten scherpte.’
Nou Ola, was het maar waar dat je scherpte miste. Dat zou Sander Duits een hoop leed bespaard hebben. Weet je wíe scherpte miste? Arjen Robben, toen hij in de beslissende wedstrijd om het kampioenschap van Bayern München tegen Borussia Dortmund een penalty miste waardoor Bayern met 1-0 verloor. Daar zit heel München trouwens emotioneel stuk van, maar of dat voor Robben zelf ook geldt betwijfel ik. Maar ja, dat is misschien ook wel een aansteller en provocateur, maar hij schopt in ieder geval niemand de wedstrijd uit.
Misplaatste vreugde (9 april 2012)
De KNVB-beker is een prijs die direct toegang biedt tot Europees voetbal. Het is bovendien de eerste prijs voor PSV sinds het kampioenschap van 2008 en zelfs de eerste prijs ooit op het hoogste niveau in Nederland voor internationals als Ola Toivonen, Dries Mertens, Kevin Strootman en Erik Pieters. En hij was verdiend. Begrijpelijk dus dat ze blij waren.
Toch waren de tranen van de spelers van Heracles net iets geloofwaardiger dan de vreugde-explosies van de PSV’ers. De vochtige ogen van Everton, Duarte en Breukers waren authentiek. Deze finale was de enige kans in hun hele carrière op een echte prijs. Zij hadden zich veel van de wedstrijd voorgesteld. En ze hadden erin geloofd. Ze waren niet voor niets zo ver gekomen. Ze waren bereid het gras op te vreten. Maar ze hadden gefaald. Te nerveus. Te gespannen. Technisch de mindere. Echt gras ook. Geen schijn van kans. Terwijl Almelo in zijn geheel in De Kuip zat. Dan ga je kapot. Dan wil je liever stilletjes het stadion uit sluipen dan in die achterlijke witte badjas je miniatuurbekertje ophalen.
Nee, dan Erik Pieters. Stond al uitbundig met de supporters te swingen nadat hij met een ongelooflijke ros de bal precies tussen de hoofden van Mertens en keeper Pasveer had neergelegd. Voelde zich helemaal Frank de Boer. Had totaal niet in de gaten dat Mertens zijn gebit had moeten inleveren om die goal te maken. En Erik bleef maar swingen na afloop. Zielsgelukkig was hij. Met zichzelf vooral. Het is niet te hopen dat hij met het Nederlands elftal per ongeluk een keer wereldkampioen wordt. Dat overleeft ie niet.
Of die Driesje Mertens. Barstte natuurlijk van de pijn in zijn mond, zoveel maakte hij ons wel duidelijk, maar had nog wel de tegenwoordigheid van geest om zijn wonderbaarlijke goal voor de ogen van heel Nederland op te dragen aan zijn pasgeboren neefje Jules. Ja, de momenten van het opperste geluk moet je delen, dat is waar.
Wat dan wel weer schattig was, was hoe bankzitter Matavz keeper Tyton na afloop in de armen vloog. Tenminste, als het niet zo onzinnig was geweest nadat hij nog tien minuutjes had mogen meehobbelen. Heracles was overklast zoals het hoorde, ook of misschien wel juist zonder Matavz. En de finale was niet meer dan een formaliteit geweest. Het echte juichen had dan ook ongetwijfeld in Eindhoven al plaatsgevonden op de avond dat Heracles AZ uit de finale had gehouden.
Nou ja, iedere winnaar heeft recht op zijn vreugde, zelfs als die uitsluitend blijk geeft van de eigen frustraties en dient om de eigen moraal weer op niveau te brengen. Zal je mij niet meer over horen. Behalve over de lach van Ola Toivonen. Misplaatst juichen is één ding, maar bij een 3-0 voorsprong als een soort Balotelli de beste man van de tegenstander zijn enkel kapot trappen is schandalig. Dat die man met een lach op zijn gezicht als aanvoerder de beker in ontvangst mocht nemen, had Phillip Cocu moeten tegenhouden.
De KNVB-beker is een prijs die direct toegang biedt tot Europees voetbal. Het is bovendien de eerste prijs voor PSV sinds het kampioenschap van 2008 en zelfs de eerste prijs ooit op het hoogste niveau in Nederland voor internationals als Ola Toivonen, Dries Mertens, Kevin Strootman en Erik Pieters. En hij was verdiend. Begrijpelijk dus dat ze blij waren.
Toch waren de tranen van de spelers van Heracles net iets geloofwaardiger dan de vreugde-explosies van de PSV’ers. De vochtige ogen van Everton, Duarte en Breukers waren authentiek. Deze finale was de enige kans in hun hele carrière op een echte prijs. Zij hadden zich veel van de wedstrijd voorgesteld. En ze hadden erin geloofd. Ze waren niet voor niets zo ver gekomen. Ze waren bereid het gras op te vreten. Maar ze hadden gefaald. Te nerveus. Te gespannen. Technisch de mindere. Echt gras ook. Geen schijn van kans. Terwijl Almelo in zijn geheel in De Kuip zat. Dan ga je kapot. Dan wil je liever stilletjes het stadion uit sluipen dan in die achterlijke witte badjas je miniatuurbekertje ophalen.
Nee, dan Erik Pieters. Stond al uitbundig met de supporters te swingen nadat hij met een ongelooflijke ros de bal precies tussen de hoofden van Mertens en keeper Pasveer had neergelegd. Voelde zich helemaal Frank de Boer. Had totaal niet in de gaten dat Mertens zijn gebit had moeten inleveren om die goal te maken. En Erik bleef maar swingen na afloop. Zielsgelukkig was hij. Met zichzelf vooral. Het is niet te hopen dat hij met het Nederlands elftal per ongeluk een keer wereldkampioen wordt. Dat overleeft ie niet.
Of die Driesje Mertens. Barstte natuurlijk van de pijn in zijn mond, zoveel maakte hij ons wel duidelijk, maar had nog wel de tegenwoordigheid van geest om zijn wonderbaarlijke goal voor de ogen van heel Nederland op te dragen aan zijn pasgeboren neefje Jules. Ja, de momenten van het opperste geluk moet je delen, dat is waar.
Wat dan wel weer schattig was, was hoe bankzitter Matavz keeper Tyton na afloop in de armen vloog. Tenminste, als het niet zo onzinnig was geweest nadat hij nog tien minuutjes had mogen meehobbelen. Heracles was overklast zoals het hoorde, ook of misschien wel juist zonder Matavz. En de finale was niet meer dan een formaliteit geweest. Het echte juichen had dan ook ongetwijfeld in Eindhoven al plaatsgevonden op de avond dat Heracles AZ uit de finale had gehouden.
Nou ja, iedere winnaar heeft recht op zijn vreugde, zelfs als die uitsluitend blijk geeft van de eigen frustraties en dient om de eigen moraal weer op niveau te brengen. Zal je mij niet meer over horen. Behalve over de lach van Ola Toivonen. Misplaatst juichen is één ding, maar bij een 3-0 voorsprong als een soort Balotelli de beste man van de tegenstander zijn enkel kapot trappen is schandalig. Dat die man met een lach op zijn gezicht als aanvoerder de beker in ontvangst mocht nemen, had Phillip Cocu moeten tegenhouden.
Trouw tot het bittere eind (7 april 2012)
De kogel is door de kerk: de bondscoach heeft Ruud van Nistelrooy gebeld om te vertellen dat hij hem niet meeneemt naar het EK. Dat is niet zo heel gek. De voormalige grootheid van Manchester United en Real Madrid komt bij Málaga voornamelijk nog voor losse kwartiertjes van de bank af. En als er dan, zoals laatst tegen Espanyol, met veel bombarie verkondigd wordt dat hij toch maar weer mooi gescoord heeft, blijkt het achteraf een rebound-intikkertje te zijn. En dat is dan één van de drie goals in twintig stukjes van wedstrijden in het hele seizoen. Dat is niet wat we van hem gewend waren.
Uitermate netjes dat de bondscoach daar nog een telefoontje aan wijdt, dunk me. En toch zou het me niks verbazen als het nog even hard aankwam. Dat Ruud opnam en zijn hart voelde overslaan toen het Van Marwijk bleek te zijn. Dat op slag het bloed uit zijn hoofd wegstroomde en hij alleen nog maar kon denken: Zou het? Zou ik toch nog mee mogen?
Nee dus. En Ruud begreep het. Maar hij had zo graag… Ach, het zou te mooi zijn geweest om waar te zijn, wist hij zelf ook wel. Maar ja, zolang zelfs Sneijder, Kuijt, Babel en Elia voortdurend op de bank zaten en Afellay nog moest terugkomen van een blessure, mocht hij toch enige hoop koesteren. Per slot van rekening had hij de bondscoach nog nooit teleurgesteld en kon hij als ervaren speler ook in de kleedkamer vast van waarde zijn. Met vijfendertig goals in zeventig interlands bracht hij wel iets mee.
Maar positieve Ruud herstelde zich snel en wilde het de bondscoach niet moeilijk maken. Fijn, die duidelijkheid zo ruim voor het toernooi. Hij zou dan in ieder geval nu zijn vakantie kunnen boeken, grapte hij om de spanning die aan zo’n telefoontje kleeft weg te nemen.
Nou ja, misschien wilde hij daar toch nog even mee wachten, opperde Van Marwijk voorzichtig. Je wist natuurlijk nooit wat er nog allemaal zou gebeuren. Je mocht nooit uitsluiten dat er onverhoopt ernstige personele problemen in de voorhoede zouden ontstaan. Of Van Nistelrooy in dat geval bereid zou zijn beschikbaar te blijven.
Nederland kan gerust zijn: Ruud stemde toe. Als de centrumspitsen Van Persie, Huntelaar, Van Wolfswinkel, Dost en tweemaal De Jong allemaal geblesseerd raken, mag de bondscoach hem gewoon bellen. Hij gaat graag mee. Tenminste, als Kluivert en Bergkamp niet kunnen.
O ja, en hij zal de zomers van alle even jaren tot en met 2020 ook voorlopig nog vrijhouden.
De kogel is door de kerk: de bondscoach heeft Ruud van Nistelrooy gebeld om te vertellen dat hij hem niet meeneemt naar het EK. Dat is niet zo heel gek. De voormalige grootheid van Manchester United en Real Madrid komt bij Málaga voornamelijk nog voor losse kwartiertjes van de bank af. En als er dan, zoals laatst tegen Espanyol, met veel bombarie verkondigd wordt dat hij toch maar weer mooi gescoord heeft, blijkt het achteraf een rebound-intikkertje te zijn. En dat is dan één van de drie goals in twintig stukjes van wedstrijden in het hele seizoen. Dat is niet wat we van hem gewend waren.
Uitermate netjes dat de bondscoach daar nog een telefoontje aan wijdt, dunk me. En toch zou het me niks verbazen als het nog even hard aankwam. Dat Ruud opnam en zijn hart voelde overslaan toen het Van Marwijk bleek te zijn. Dat op slag het bloed uit zijn hoofd wegstroomde en hij alleen nog maar kon denken: Zou het? Zou ik toch nog mee mogen?
Nee dus. En Ruud begreep het. Maar hij had zo graag… Ach, het zou te mooi zijn geweest om waar te zijn, wist hij zelf ook wel. Maar ja, zolang zelfs Sneijder, Kuijt, Babel en Elia voortdurend op de bank zaten en Afellay nog moest terugkomen van een blessure, mocht hij toch enige hoop koesteren. Per slot van rekening had hij de bondscoach nog nooit teleurgesteld en kon hij als ervaren speler ook in de kleedkamer vast van waarde zijn. Met vijfendertig goals in zeventig interlands bracht hij wel iets mee.
Maar positieve Ruud herstelde zich snel en wilde het de bondscoach niet moeilijk maken. Fijn, die duidelijkheid zo ruim voor het toernooi. Hij zou dan in ieder geval nu zijn vakantie kunnen boeken, grapte hij om de spanning die aan zo’n telefoontje kleeft weg te nemen.
Nou ja, misschien wilde hij daar toch nog even mee wachten, opperde Van Marwijk voorzichtig. Je wist natuurlijk nooit wat er nog allemaal zou gebeuren. Je mocht nooit uitsluiten dat er onverhoopt ernstige personele problemen in de voorhoede zouden ontstaan. Of Van Nistelrooy in dat geval bereid zou zijn beschikbaar te blijven.
Nederland kan gerust zijn: Ruud stemde toe. Als de centrumspitsen Van Persie, Huntelaar, Van Wolfswinkel, Dost en tweemaal De Jong allemaal geblesseerd raken, mag de bondscoach hem gewoon bellen. Hij gaat graag mee. Tenminste, als Kluivert en Bergkamp niet kunnen.
O ja, en hij zal de zomers van alle even jaren tot en met 2020 ook voorlopig nog vrijhouden.
Finalebal (4 april 2012)
Als iets leuk is aan voetbal, is het dat er onverwachte dingen kunnen gebeuren. Dat de underdog kan winnen. Niet vaak, anders zou het de underdog niet zijn, maar het kan. En soms gebeurt het ook. Zo ver is het nog niet trouwens, maar eigenlijk ook al wel. Want het bereiken van de finale van de KNVB-bekerstrijd door Heracles is al een overwinning op zich. Het is de club in het 109-jarig bestaan nog nooit eerder overkomen.
Zo’n club gun je het dat de finale ook gewonnen wordt. Dat vindt Ajax-trainer Frank de Boer ook, helemaal natuurlijk omdat Heracles zo vriendelijk was zich in de voorbereiding op de bekerfinale niet te forceren in de wedstrijd tegen Ajax. Maar De Boer ziet de bui al hangen: ‘Ik heb het gevoel dat ze de finaleplek genoeg vinden. Dat zou erg jammer zijn. Heracles is een goed voetballend team, zoals ze tegen AZ hebben bewezen. Ze hebben genoeg kwaliteit om het PSV verschrikkelijk lastig te maken.’ Wat Ajax overigens erg goed uit zou komen, als Heracles dat zou doen.
Wat er ook gebeurt, Almelo staat op z’n kop, constateert trainer Peter Bosz. Hij kan geen supermarkt meer in of het gonst er van de bekerfinale. Hij kan niet even naar de Chinees om eten te halen of iedereen klampt hem aan over de wedstrijd van zondag. Sterker nog, van ver buiten Almelo komen er steunbetuigingen. Zo stuurde de 80-jarige Zuid-Afrikaanse Heracles-legende Steve Mokone, De Zwarte Meteoor himself, een mailtje aan voorzitter Jan Smit met de tekst: ‘Om in de finale te komen is niet gemakkelijk. Je hebt lef nodig, doorzettingsvermogen, geduld en de wil om te winnen.’
Bosz moet ervan zuchten: ‘Man, man, man, het zou wat zijn. Met Heracles Almelo de KNVB-beker winnen. Pfff…’
Tja, maar met Frank de Boer vrees ik dat dat er niet in zit. Niet eens zozeer omdat Almelo volledig van de kaart is en zelfs Mokone al superlatieven tekort komt voor het bereiken van de finale, maar vooral omdat keeper Remko Pasveer erachter is gekomen dat hij tijd nodig heeft om te wennen aan de bal waarmee gespeeld zal worden. ‘Als ik een bal hard moet wegschieten, dan is deze Nike-bal prima. En dat komt in de wedstrijd best vaak voor,’ stelt hij zichzelf eerst gerust. ‘Maar als de bal hard op me afkomt is het lastig.’
Zijn vader, keeperstrainer Eddie Pasveer, bevestigt dat. ‘Het is meer rubber. Als de bal op de keeper afkomt, dan komt er in een breedte van tachtig centimeter iets op je af. Dat is wel anders. Ja, hij zwabbert.’
Ja, en nu de spelers van PSV dit weten, gaan ze natuurlijk juist allemaal heel hard schieten. Triest voor Pasveer, zijn vader, Peter Bosz, Steve Mokone, Jan Smit en de rest van Almelo, dat verdeeld over tweehonderd bussen naar De Kuip zal afreizen. Lullig eigenlijk van de KNVB om uitgerekend de bekerfinale met zo’n bal te gaan spelen.
Nou ja, blijven we in ieder geval verschoond van al te triomfantelijk gedrag van de onvermijdelijke Tom Egbers. Pasveer kan nog maar één ding doen om zijn club nog te redden: er als de sodemieter op trainen om ballen die hard op hem af geschoten worden niet te stoppen, maar direct heel hard weg te schieten.
Als iets leuk is aan voetbal, is het dat er onverwachte dingen kunnen gebeuren. Dat de underdog kan winnen. Niet vaak, anders zou het de underdog niet zijn, maar het kan. En soms gebeurt het ook. Zo ver is het nog niet trouwens, maar eigenlijk ook al wel. Want het bereiken van de finale van de KNVB-bekerstrijd door Heracles is al een overwinning op zich. Het is de club in het 109-jarig bestaan nog nooit eerder overkomen.
Zo’n club gun je het dat de finale ook gewonnen wordt. Dat vindt Ajax-trainer Frank de Boer ook, helemaal natuurlijk omdat Heracles zo vriendelijk was zich in de voorbereiding op de bekerfinale niet te forceren in de wedstrijd tegen Ajax. Maar De Boer ziet de bui al hangen: ‘Ik heb het gevoel dat ze de finaleplek genoeg vinden. Dat zou erg jammer zijn. Heracles is een goed voetballend team, zoals ze tegen AZ hebben bewezen. Ze hebben genoeg kwaliteit om het PSV verschrikkelijk lastig te maken.’ Wat Ajax overigens erg goed uit zou komen, als Heracles dat zou doen.
Wat er ook gebeurt, Almelo staat op z’n kop, constateert trainer Peter Bosz. Hij kan geen supermarkt meer in of het gonst er van de bekerfinale. Hij kan niet even naar de Chinees om eten te halen of iedereen klampt hem aan over de wedstrijd van zondag. Sterker nog, van ver buiten Almelo komen er steunbetuigingen. Zo stuurde de 80-jarige Zuid-Afrikaanse Heracles-legende Steve Mokone, De Zwarte Meteoor himself, een mailtje aan voorzitter Jan Smit met de tekst: ‘Om in de finale te komen is niet gemakkelijk. Je hebt lef nodig, doorzettingsvermogen, geduld en de wil om te winnen.’
Bosz moet ervan zuchten: ‘Man, man, man, het zou wat zijn. Met Heracles Almelo de KNVB-beker winnen. Pfff…’
Tja, maar met Frank de Boer vrees ik dat dat er niet in zit. Niet eens zozeer omdat Almelo volledig van de kaart is en zelfs Mokone al superlatieven tekort komt voor het bereiken van de finale, maar vooral omdat keeper Remko Pasveer erachter is gekomen dat hij tijd nodig heeft om te wennen aan de bal waarmee gespeeld zal worden. ‘Als ik een bal hard moet wegschieten, dan is deze Nike-bal prima. En dat komt in de wedstrijd best vaak voor,’ stelt hij zichzelf eerst gerust. ‘Maar als de bal hard op me afkomt is het lastig.’
Zijn vader, keeperstrainer Eddie Pasveer, bevestigt dat. ‘Het is meer rubber. Als de bal op de keeper afkomt, dan komt er in een breedte van tachtig centimeter iets op je af. Dat is wel anders. Ja, hij zwabbert.’
Ja, en nu de spelers van PSV dit weten, gaan ze natuurlijk juist allemaal heel hard schieten. Triest voor Pasveer, zijn vader, Peter Bosz, Steve Mokone, Jan Smit en de rest van Almelo, dat verdeeld over tweehonderd bussen naar De Kuip zal afreizen. Lullig eigenlijk van de KNVB om uitgerekend de bekerfinale met zo’n bal te gaan spelen.
Nou ja, blijven we in ieder geval verschoond van al te triomfantelijk gedrag van de onvermijdelijke Tom Egbers. Pasveer kan nog maar één ding doen om zijn club nog te redden: er als de sodemieter op trainen om ballen die hard op hem af geschoten worden niet te stoppen, maar direct heel hard weg te schieten.
Ongepaste hulp (3 april 2012)
Kan je genoeg krijgen van Messi? Ik dacht van niet. Briljante voetballer, sympathieke knul, voorbeeld voor alle kinderen, hoop van ieder die gelooft in de puurheid van voetbal. Dat is nog eens wat anders dan types als Robben, Robinho, Ibrahimovic, Cristiano Ronaldo of Balotelli, om een aantal andere voetbalfiguren in oplopende graad van narcisme en mesjoggenheid te noemen. En dan heb ik het alleen nog over de echt goede voetballers. Daar loopt nog een wereld aan malloten omheen die het voetbal een ranzig imago bezorgt.
Nee, dan Messi. Ideale schoonzoon is nog een te sexy typering. Lieve kleine jongen, meer wil je eigenlijk niet in hem zien. Bal aan de voet geplakt, kappend, draaiend, dribbelend, stiftend scorend, met een gezicht alsof hij er zelf het meest verwonderd over is. Het middelpunt ondanks zichzelf. Per ongeluk. Zijn goals altijd weer mooier dan mooi. Zijn gedrag vooral ingetogen, zonder enig misbaar. Kaatsend met zijn vriendjes, die mogen delen in zijn plezier. Want dat is het: hij staat daar omdat hij het zo leuk vindt. Omdat hij niets anders wil. Niet meedoen om krachten te sparen voor de belangrijke wedstrijden? Kom nou, trainer, laat me nou even.
En toch was er vorige week in Milaan lichte twijfel. Gebaartjes, een verongelijkte blik, commentaar zelfs op de scheidsrechter, tegenstanders, medespelers. Een overtreding. Was dat Messi? Dat zou toch niet? Goed, hij scoorde niet. Dat bedierf natuurlijk zijn spelplezier. Zelfs hij zal toch gewend geraakt zijn aan de logica van drie, vier, vijf goals per wedstrijd. Als die er niet komen, moet het ergens aan liggen.
Hij had dus wat recht te zetten in de return tegen Milan. Was gebrand, dat kon je zien. Maar in feite werkten de omstandigheden tegen hem. Twee penalty’s, twee keer gescoord, twee keer op voorsprong net toen het spannend werd. Plicht dus gedaan, als ordinaire penaltyspecialist, en geen noodzaak meer om nog beslissend te zijn. Om te excelleren. En toen ging zelfs Messi zich gedragen als een doodgewone geweldige voetballer. Acties te ver doordrijven, zich vastlopen, verkeerde kant op draaien, vergeten een geniaal passje te geven. Jammer hoor. Al geen spanning meer, en dan ook niet eens iets briljants gezien.
Nou ja, laten we Messi het voordeel van de twijfel maar geven. Maar hopelijk heeft onze Nederlandse trots, scheidsrechter Björn Kuipers, op dit niveau meteen zijn les geleerd. Misschien waren die penalty’s volgens de regels terecht, maar ze kwamen de wedstrijd niet ten goede.
Misschien moet hij toch eens te rade gaan bij illustere voorgangers als Dick Jol en Frans Derks. Honderd procent dat die zullen zeggen: ‘Niet geven zo’n pingel, joh, fluit lekker in de geest van de wedstrijd en laat die Messi zijn eigen manier kiezen om de wedstrijd te beslissen. Laat hem lekker voetballen. Is voor iedereen veel leuker!’
Kan je genoeg krijgen van Messi? Ik dacht van niet. Briljante voetballer, sympathieke knul, voorbeeld voor alle kinderen, hoop van ieder die gelooft in de puurheid van voetbal. Dat is nog eens wat anders dan types als Robben, Robinho, Ibrahimovic, Cristiano Ronaldo of Balotelli, om een aantal andere voetbalfiguren in oplopende graad van narcisme en mesjoggenheid te noemen. En dan heb ik het alleen nog over de echt goede voetballers. Daar loopt nog een wereld aan malloten omheen die het voetbal een ranzig imago bezorgt.
Nee, dan Messi. Ideale schoonzoon is nog een te sexy typering. Lieve kleine jongen, meer wil je eigenlijk niet in hem zien. Bal aan de voet geplakt, kappend, draaiend, dribbelend, stiftend scorend, met een gezicht alsof hij er zelf het meest verwonderd over is. Het middelpunt ondanks zichzelf. Per ongeluk. Zijn goals altijd weer mooier dan mooi. Zijn gedrag vooral ingetogen, zonder enig misbaar. Kaatsend met zijn vriendjes, die mogen delen in zijn plezier. Want dat is het: hij staat daar omdat hij het zo leuk vindt. Omdat hij niets anders wil. Niet meedoen om krachten te sparen voor de belangrijke wedstrijden? Kom nou, trainer, laat me nou even.
En toch was er vorige week in Milaan lichte twijfel. Gebaartjes, een verongelijkte blik, commentaar zelfs op de scheidsrechter, tegenstanders, medespelers. Een overtreding. Was dat Messi? Dat zou toch niet? Goed, hij scoorde niet. Dat bedierf natuurlijk zijn spelplezier. Zelfs hij zal toch gewend geraakt zijn aan de logica van drie, vier, vijf goals per wedstrijd. Als die er niet komen, moet het ergens aan liggen.
Hij had dus wat recht te zetten in de return tegen Milan. Was gebrand, dat kon je zien. Maar in feite werkten de omstandigheden tegen hem. Twee penalty’s, twee keer gescoord, twee keer op voorsprong net toen het spannend werd. Plicht dus gedaan, als ordinaire penaltyspecialist, en geen noodzaak meer om nog beslissend te zijn. Om te excelleren. En toen ging zelfs Messi zich gedragen als een doodgewone geweldige voetballer. Acties te ver doordrijven, zich vastlopen, verkeerde kant op draaien, vergeten een geniaal passje te geven. Jammer hoor. Al geen spanning meer, en dan ook niet eens iets briljants gezien.
Nou ja, laten we Messi het voordeel van de twijfel maar geven. Maar hopelijk heeft onze Nederlandse trots, scheidsrechter Björn Kuipers, op dit niveau meteen zijn les geleerd. Misschien waren die penalty’s volgens de regels terecht, maar ze kwamen de wedstrijd niet ten goede.
Misschien moet hij toch eens te rade gaan bij illustere voorgangers als Dick Jol en Frans Derks. Honderd procent dat die zullen zeggen: ‘Niet geven zo’n pingel, joh, fluit lekker in de geest van de wedstrijd en laat die Messi zijn eigen manier kiezen om de wedstrijd te beslissen. Laat hem lekker voetballen. Is voor iedereen veel leuker!’
Goeie grap (1 april 2012)
Ik kijk tegenwoordig met meer dan gemiddelde interesse naar de verrichtingen van AZ. Niet alleen omdat ze in Alkmaar goed voetballen, maar zeker ook vanwege het explosieve karakter van coach Gert-Jan Verbeek. Heerlijk zoals die tekeer kan gaan tegen de vierde official, in de meeste gevallen een schriel mannetje in trainingspak. Dat zo’n kereltje bij de eerste de beste ademtocht van Verbeek achterover valt, is al eens gebleken.
In de uitwedstrijd van AZ tegen Vitesse was het weer zo ver. De eerste helft had al flink wat gele kaarten voor AZ-spelers opgeleverd en na 63 minuten kreeg Brett Holman zijn tweede gepresenteerd. Rood dus. Ik zag het vierde mannetje van dienst onmiddellijk schichtig in de richting van Verbeek kijken, die al wild gebarend stond te schreeuwen en zich op leek te maken voor een sprong naar zijn prooi. Met mij hield stadion zijn adem in. Maar Verbeek deed niets, de wedstrijd ging verder en bloedde langzaam dood. Toch jammer.
Na afloop dan maar. Dan zou Verbeek toch zonder twijfel iedereen de mantel uitvegen die durfde te suggereren dat Holman ook maar iets verkeerds had gedaan. Maar zelfs dat viel tegen. Verbeek was het weliswaar niet eens met beide gele kaarten, maar weigerde om ook maar iemand te schofferen. ‘Ik ben niet boos,’ zei hij, zonder een spoor van agressie. ‘Ik vind ook niet dat we benadeeld zijn. Als we hier hadden willen winnen, hadden we de kansen beter moeten benutten.’
Ja, als we zo gaan beginnen, is er voor niemand meer iets aan natuurlijk. Ik hoopte nog maar één ding: dan Verbeek zich bij het verlaten van de persruimte bij de deur zou omdraaien en hard zou roepen: ‘1 april!!!’ Maar ook dat plezier was me niet vergund.
Wie ook dacht aan een 1 aprilgrap, was Kolbeinn Sigthórsson, toen hij zondagochtend werd gebeld door trainer Frank de Boer, met het verzoek zich aan te sluiten bij de selectie vanwege de ziekmelding van Ismail Aissati. ‘Ik wilde niet bij het stadion aankomen en dat iedereen me dan zou uitlachen,’ verklaarde hij.
Ja, dat zou wat geweest zijn: iemand na een blessure van een half jaar zonder vooraankondiging naar het stadion ontbieden en dan bij aankomst met z’n allen in een rij klaarstaan en had heel hard ‘1 april’ brullen. Lachen! Dat zou toch op z’n minst reden zijn voor een hele lange vermoeidheidsbreuk, zou ik denken.
Wat ik dan wel weer leuk had gevonden, is wanneer Ismail Aissati ook doodleuk verschenen was, naar Frank de Boer was gelopen en had gemompeld: ‘1 april, trainer.’
Ondertussen dacht ik dat 1 april dit jaar graploos voorbij zou gaan. Totdat ik las over de buitenlandse belangstelling van tal van Europese topclubs voor Kevin Strootman. ‘Het gonst van de geruchten over een aanstaand miljoenenbod van Manchester United op de PSV-middenvelder. Ja hoor, 1 april…
Ik kijk tegenwoordig met meer dan gemiddelde interesse naar de verrichtingen van AZ. Niet alleen omdat ze in Alkmaar goed voetballen, maar zeker ook vanwege het explosieve karakter van coach Gert-Jan Verbeek. Heerlijk zoals die tekeer kan gaan tegen de vierde official, in de meeste gevallen een schriel mannetje in trainingspak. Dat zo’n kereltje bij de eerste de beste ademtocht van Verbeek achterover valt, is al eens gebleken.
In de uitwedstrijd van AZ tegen Vitesse was het weer zo ver. De eerste helft had al flink wat gele kaarten voor AZ-spelers opgeleverd en na 63 minuten kreeg Brett Holman zijn tweede gepresenteerd. Rood dus. Ik zag het vierde mannetje van dienst onmiddellijk schichtig in de richting van Verbeek kijken, die al wild gebarend stond te schreeuwen en zich op leek te maken voor een sprong naar zijn prooi. Met mij hield stadion zijn adem in. Maar Verbeek deed niets, de wedstrijd ging verder en bloedde langzaam dood. Toch jammer.
Na afloop dan maar. Dan zou Verbeek toch zonder twijfel iedereen de mantel uitvegen die durfde te suggereren dat Holman ook maar iets verkeerds had gedaan. Maar zelfs dat viel tegen. Verbeek was het weliswaar niet eens met beide gele kaarten, maar weigerde om ook maar iemand te schofferen. ‘Ik ben niet boos,’ zei hij, zonder een spoor van agressie. ‘Ik vind ook niet dat we benadeeld zijn. Als we hier hadden willen winnen, hadden we de kansen beter moeten benutten.’
Ja, als we zo gaan beginnen, is er voor niemand meer iets aan natuurlijk. Ik hoopte nog maar één ding: dan Verbeek zich bij het verlaten van de persruimte bij de deur zou omdraaien en hard zou roepen: ‘1 april!!!’ Maar ook dat plezier was me niet vergund.
Wie ook dacht aan een 1 aprilgrap, was Kolbeinn Sigthórsson, toen hij zondagochtend werd gebeld door trainer Frank de Boer, met het verzoek zich aan te sluiten bij de selectie vanwege de ziekmelding van Ismail Aissati. ‘Ik wilde niet bij het stadion aankomen en dat iedereen me dan zou uitlachen,’ verklaarde hij.
Ja, dat zou wat geweest zijn: iemand na een blessure van een half jaar zonder vooraankondiging naar het stadion ontbieden en dan bij aankomst met z’n allen in een rij klaarstaan en had heel hard ‘1 april’ brullen. Lachen! Dat zou toch op z’n minst reden zijn voor een hele lange vermoeidheidsbreuk, zou ik denken.
Wat ik dan wel weer leuk had gevonden, is wanneer Ismail Aissati ook doodleuk verschenen was, naar Frank de Boer was gelopen en had gemompeld: ‘1 april, trainer.’
Ondertussen dacht ik dat 1 april dit jaar graploos voorbij zou gaan. Totdat ik las over de buitenlandse belangstelling van tal van Europese topclubs voor Kevin Strootman. ‘Het gonst van de geruchten over een aanstaand miljoenenbod van Manchester United op de PSV-middenvelder. Ja hoor, 1 april…