Standbeeld
Toen ik klein was, voetbalde ik dag in dag uit op straat. ’s Morgens voor schooltijd met een plastic bal op het pleintje voor mijn huis, tussen de middag met een tennisbal op het schoolplein en na schooltijd met een leren knikker op het landje verderop. Of op het basketbalveldje, met banken als doeltjes, of op het veld met de echte doelen. Doelen zonder netten, dat was jammer. Daardoor moest je ook de bal halen als je gescoord had. Maar je hoefde tenminste geen ruzie te maken of de bal nou zat of over was gegaan.
In vakanties was ik hele dagen op dat grote veld te vinden met soms wel dertig jongens, vaak veel groter dan ik. Iedereen speelde mee op zijn eigen niveau. Ik stond mijn mannetje en scoorde regelmatig. Goed, ik was dan misschien geen Cruijff, maar ik hoefde me voor mijn spel niet te schamen.
Als ik dan eindelijk naar huis moest of als het weer te slecht was om naar buiten te gaan, voetbalde ik binnen vrolijk verder. Met een ballon. En daar speelde ik mijn mooiste wedstrijden. Ik voetbalde namelijk bij ADO, in het elftal van Ton Thie, Theo van de Burch, Dick Advocaat, Lex Schoenmaker en natuurlijk Aad Mansveld. Wedstrijden van twee maal 10 minuten speelde ik met hen tegen alle andere clubs die ik kende en de uitslagen noteerde ik in een schrift.
Dat ADO mijn club was, kwam eigenlijk alleen maar omdat het in alfabetische rangschikking de eerste Nederlandse club was. En omdat ik een volledige competitie wilde spelen met wedstrijden tussen alle clubs van de wereld, leek het me handig om eerst alle wedstrijden van ADO af te werken. Met de spelers van ADO kon ik goed overweg, omdat ik ze kende van de plaatjes uit mijn voetbalalbum. Bovendien stond ADO nog wel eens bovenaan in die tijd, dus aan kwaliteit was er geen gebrek. De meeste wedstrijden wonnen we daarom wel. Alleen tegen Engelse, Italiaanse en Spaanse clubs ging het soms mis. En tegen Ajax en Feyenoord zal het een gelijkspelletje geweest zijn. Maar spannend was het tegen sterke tegenstanders altijd. En een cluppie als Grazer AK, om er maar een te noemen, rolden we natuurlijk probleemloos op. Menige goal maakte ik met snoeiharde kopballen uit voorzetten van Harold Berg en Piet de Zoete.
Hoe ver ik met mijn competitie gekomen ben, weet ik niet meer omdat ik het schriftje ooit kwijtgeraakt ben en de ballonnen opraakten. In ieder geval waren de tegenstanders nog niet op. Maar ik weet wel dat ik heerlijke wedstrijden gespeeld heb met die jongens van ADO en dat ze geweldig konden voetballen. Vooral Aad Mansveld. Die heerste in de verdediging en gaf strakke passes naar voren die ik dankbaar omzette in doelpunten. Als iemand de kracht van ADO vertegenwoordigde, was hij het.
Als ik zijn standbeeld straks voor het nieuwe stadion zal zien staan, zal ik glimlachen. Dan denk ik terug aan mijn tijd bij ADO. En aan mijn ballon.
In vakanties was ik hele dagen op dat grote veld te vinden met soms wel dertig jongens, vaak veel groter dan ik. Iedereen speelde mee op zijn eigen niveau. Ik stond mijn mannetje en scoorde regelmatig. Goed, ik was dan misschien geen Cruijff, maar ik hoefde me voor mijn spel niet te schamen.
Als ik dan eindelijk naar huis moest of als het weer te slecht was om naar buiten te gaan, voetbalde ik binnen vrolijk verder. Met een ballon. En daar speelde ik mijn mooiste wedstrijden. Ik voetbalde namelijk bij ADO, in het elftal van Ton Thie, Theo van de Burch, Dick Advocaat, Lex Schoenmaker en natuurlijk Aad Mansveld. Wedstrijden van twee maal 10 minuten speelde ik met hen tegen alle andere clubs die ik kende en de uitslagen noteerde ik in een schrift.
Dat ADO mijn club was, kwam eigenlijk alleen maar omdat het in alfabetische rangschikking de eerste Nederlandse club was. En omdat ik een volledige competitie wilde spelen met wedstrijden tussen alle clubs van de wereld, leek het me handig om eerst alle wedstrijden van ADO af te werken. Met de spelers van ADO kon ik goed overweg, omdat ik ze kende van de plaatjes uit mijn voetbalalbum. Bovendien stond ADO nog wel eens bovenaan in die tijd, dus aan kwaliteit was er geen gebrek. De meeste wedstrijden wonnen we daarom wel. Alleen tegen Engelse, Italiaanse en Spaanse clubs ging het soms mis. En tegen Ajax en Feyenoord zal het een gelijkspelletje geweest zijn. Maar spannend was het tegen sterke tegenstanders altijd. En een cluppie als Grazer AK, om er maar een te noemen, rolden we natuurlijk probleemloos op. Menige goal maakte ik met snoeiharde kopballen uit voorzetten van Harold Berg en Piet de Zoete.
Hoe ver ik met mijn competitie gekomen ben, weet ik niet meer omdat ik het schriftje ooit kwijtgeraakt ben en de ballonnen opraakten. In ieder geval waren de tegenstanders nog niet op. Maar ik weet wel dat ik heerlijke wedstrijden gespeeld heb met die jongens van ADO en dat ze geweldig konden voetballen. Vooral Aad Mansveld. Die heerste in de verdediging en gaf strakke passes naar voren die ik dankbaar omzette in doelpunten. Als iemand de kracht van ADO vertegenwoordigde, was hij het.
Als ik zijn standbeeld straks voor het nieuwe stadion zal zien staan, zal ik glimlachen. Dan denk ik terug aan mijn tijd bij ADO. En aan mijn ballon.