Nederigland, inleiding en opzet
Het Nederlands elftal behoort tot de beste voetbalteams in de wereld. Tenminste, dat wordt overal ter wereld verondersteld en bevestigd door de FIFA-wereldranglijst, waarop Oranje steevast in de top 10 en vaak zelfs bij de eerste 5 genoteerd staat. Toch hebben de voetballers in Oranje pas één keer echt iets gewonnen: het Europees kampioenschap in 1988. Met heel veel geluk, maar dat vergeten we graag. En driemaal werd op de valreep naast de wereldtitel gegrepen.
Het pijnlijkst was de nederlaag tegen West-Duitsland in de finale van het WK’74. Toen hadden we daadwerkelijk een topelftal met de beste speler van de wereld en introduceerden we een geheel nieuw tactisch concept: het totaalvoetbal. Maar zelfs toen konden we de belofte die daaruit voortkwam dus niet volledig inlossen. Vier jaar later in Argentinië was het bereiken van de finale al een bonus.
Sinds ’74 is onze naam gevestigd en is onze eigendunk daarmee in overeenstemming. Maar de prestaties in beslissende wedstrijden blijven achter bij de verwachtingen. Het is niet uitzonderlijk wanneer we ons niet eens plaatsen voor een eindtoernooi. Onze FIFA-ranking spelen we bij elkaar in vriendschappelijke wedstrijden.
Deze discrepantie tussen status en prestaties is terug te voeren op de volksaard, zoals die zich de afgelopen 30 jaar ontwikkeld heeft. Nederlanders zitten vol meningen, ideeën, overtuigingen, plannen en voornemens. Ze hebben bovendien volop mogelijkheden om het ver te schoppen. Maar zet ze onder druk en de kracht verschrompelt. Dan resteren er meer woorden dan daden.
Dit boek biedt in 11 hoofdstukken een overzicht van de volksaard en de relatie daarvan met de voetbalprestaties. Per hoofdstuk is een positief gewaardeerde Nederlandse eigenschap het uitgangspunt. De bespreking hiervan maakt echter tevens zichtbaar wat de negatieve keerzijde is van deze eigenschap. Bovendien wordt duidelijk dat elke positieve eigenschap een andere eigenschap wegdrukt.
Oftewel, tegenover al het goede staat dubbel zoveel slechts. Weliswaar geldt dat voor alle eigenschappen en dus voor elk volk, maar de Nederlandse combinatie van eigenschappen en gebreken is funest voor wie prestaties wil leveren. Dat lijkt overigens niet zo, want als het grote Nederlandse gebrek kan de nederigheid benoemd worden. Maar juist nederigheid is een voorwaarde om jezelf te kunnen overtreffen op het moment suprême.
Hoofdstuk 1: Kwaliteit komt altijd bovendrijven
+ Rechtvaardigheid - Gemakzucht ¨ Gemeenheid
‘Ik heb het beste met jullie voor, dus het is niet eerlijk dat jullie me niet willen volgen en steeds maar om concretisering vragen,’ zou Jan Peter Balkenende kunnen zeggen tegen degenen die zijn pleidooi voor een ‘waarden- en normendebat’ bekritiseren. ‘En ik verdien het al helemaal niet om belachelijk gemaakt te worden.’
‘Het elftal barst van de kwaliteit. Ons niveau is hoog genoeg om voor de eerste plaats te spelen. Onze techniek is goed en qua tactisch inzicht zijn we superieur.’ Dat zeggen de voetballers van het Nederlands elftal. ‘We horen gewoon te winnen.’
Ons rechtvaardigheidsgevoel zegt ons dat wij verdienen te winnen. Het is niet de bedoeling dat we ons daar bovenmatig voor moeten inspannen. Kwaliteit moet voldoende zijn. Het is niet onze gemakzucht die ons dwars zit, maar de gemeenheid van de anderen die ons het recht op winst betwisten, zeker als het ‘gestolen overwinningen’ betreft via counters of lucky’s in blessuretijd.
Hoofdstuk 2: Respect
+ Gelijkheid - Eigenwijsheid ¨ Ondergeschiktheid
‘Wij zijn allemaal gelijk.’ Daar zijn Nederlanders ten volle van overtuigd, des te meer als we terechtgewezen worden of de wet voorgeschreven krijgen door onze bazen of door mensen met meer ervaring. Wij maken zelf wel uit wat we doen. Dat vond ook het 10-jarige meisje uit mijn straat dat ik met enig ouderlijk gezag ertoe trachtte te bewegen te stoppen met het pesten van mijn dochtertje van 7. Ik hoefde haar niets te vertellen, want alle mensen waren gelijk. De strijdigheid met deze opvatting van haar eigen gedrag ten opzichte van mijn dochter ontging haar. Of was van minder belang.
‘Ik heb gelijk.’ Nederlandse spelers in buitenlandse kleedkamers nemen niet zomaar alles van hun trainer aan. Sterker nog, ze weten zelf beter hoe ze het in de wedstrijd moeten aanpakken. Hoe mondiger het eigen gelijk wordt geuit, hoe nadrukkelijker eigenwijsheid voortleeft en hoe meer toegeeflijkheid afgewezen wordt als ondergeschiktheid.
‘Jij moet mij wel gelijk geven.’ Als ik het heb, wil ik het ook graag krijgen. En als ik het niet heb trouwens ook. ‘Respect,’ luidt de begroeting van jongeren al enige jaren, waarbij de vuisten tegen elkaar aangedrukt worden. ‘Heb respect voor mij,’ wordt bedoeld en veel minder ‘ik heb respect voor jou.’
Hoofdstuk 3: Maaiveld
+ Nuchterheid - Gierigheid ¨ Passie
‘Morgen loop ik gewoon weer achter een karretje bij Albert Heijn,’ zei een Nederlandse topsporter na een wereldprestatie. Treffender kan het ‘doe maar gewoon…’ niet uitgedrukt worden. Hooguit door ‘Albert Heijn’ te vervangen door ‘Dirk’. Onze nuchterheid gebiedt dat we alles relativeren. We zijn gierig met complimenten en graag bereid ieder hoofd dat boven het maaiveld uitsteekt, af te hakken.
Bij ons geen tickertape parade. Wel huldigen we tegenwoordig iedere sporter die een prestatie van enig formaat heeft geleverd, maar dat doen we tenenkrommend bekrompen en onbeholpen. Het dieptepunt vormde de huldiging van Martin Verkerk, niet omdat hij iets gewonnen had, maar omdat hij de finale van een tennistoernooi had bereikt. Uiteraard bleef hij er gewoon onder, maar hij was vervolgens wel maanden van slag. Als de huldiging een sportclub betreft, breken we de boel af. Bij voorkeur slopen we onze eigen stad.
Degene die zijn best doet het belang van een prestatie te benadrukken, een ander te bewonderen of passie te tonen, noemen wij al snel een uitslover. Mart Smeets scoort als vader van alle sporters hoog in die categorie. Geef ons maar een premier in een twee-onder-een-kap woning in plaats van een Fortuyn die het breed laat hangen. Bondscoaches denken daar trouwens anders over: die preken juist de passie.
Hoofdstuk 4: Grootspraak van Mickey Mouse
+ Grenzeloosheid - Arrogantie ¨ Bescheidenheid
‘Want de Leeuw op voetbalschoenen durft de hele wereld aan…’ Hetgeen Louis van Gaal bracht tot de veronderstelling dat hij als bondscoach slechts twee kansen nodig had om wereldkampioen te worden. En Louis is niet de enige optimist: zodra er een groot toernooi nadert, is het vertrouwen van de bevolking in een goede afloop grenzeloos.
Grenzeloosheid wordt arrogantie op het moment dat we vanuit onze zelfbenoemde Mickey Mouse-competitie neerbuigend doen over de speelwijze en kwaliteit van buitenlandse clubs, waar we vervolgens van verliezen. Gevreesd moet worden voor de door Harrie van Raaij bepleitte Euro League met de grote clubs uit de kleine landen, omdat de Nederlandse topclubs zich daarin niet zullen handhaven. Het zal vergelijkbaar zijn met het grenzeloze Europa, waar ook Nederlandse politici voortdurend een te grote broek aantrekken.
Zalig is de bescheidenheid die politici of voetballers voorwenden om vanuit de underdog-positie genadeloos toe te slaan.
Hoofdstuk 5: De bank in het buitenland
+ Gedoging - Softheid ¨ Hardheid
In Nederland vinden we alles goed, zolang we er maar geen last van hebben. We maken wel overal regels voor, maar gedogen dat die een beetje overtreden worden totdat zich ernstige rampen voordoen. We tolereren softdrugs, kleine criminaliteit en softporno, en maken de asielzoeker tot statussymbool. Satire is ons heftigste wapen. Een beetje toeschietelijkheid, een stukje eigen verantwoordelijkheid, we hebben zoiets van: dat moet toch kunnen. Zo vergeven we ook wanprestaties van onze voetballers, waar dat in pak weg Colombia, toch ook een drugsparadijs, wel anders is.
We verworden tot softies. Dat geldt ook voor onze voetballers die, eenmaal in het buitenland, geconfronteerd worden met de hardheid van de reservebank van AC en Inter Milan, Juventus, Barcelona, Real Madrid, Arsenal, Chelsea, Glasgow Rangers en zelfs Manchester City.
Binnen de kortste keren zijn zelfs onze importvoetballers, zoals Litmanen, Kezman, Leonardo en Smolarek, besmet met het softheidsvirus.
Hoofdstuk 6: Een tandje er bij
+ Gezelligheid - Naïviteit ¨ Gastvrijheid
‘Laten we het wel leuk houden,’ zeggen Nederlanders als het uit de hand dreigt te lopen. Ruzie maken is prima, zolang het niet om het ‘echie’ gaat. We bedoelen het letterlijk, want we houden van gezelligheid. We willen knus voor de buis zitten rond een zak chips. Dat geldt ook voor onze internationals die lekker willen bijpraten in het trainingskamp. Even onder elkaar voor een ontspannen vriendschappelijke pot die gewonnen kan worden. Ons gezelschapsspel heet circulatievoetbal, met de garantie dat iedereen even vaak de bal mag aanraken en bij elke aanval betrokken wordt.
Maar als er om de punten gespeeld moet worden, komt de naïviteit van onze speelwijze aan het licht: de tegenstander werkt niet mee en verstoort de circulatie, daartoe nadrukkelijk uitgedaagd door onze zelfgenoegzaamheid en spot naar aanleiding van de vriendschappelijke overwinningen. De gezelligheid ging ten koste van respect voor de andere partij, die vooraf terloops gekleineerd werd. Gelukkig herstelt Frank de Boer na afloop de knusheid met de verwoording van het besef dat er de volgende keer echt een tandje bij moet.
De gezelligheid buiten het voetbal kent dezelfde buitensluiting van anderen. Het is gezelligheid onder elkaar. ‘Kom gezellig eens langs,’ zeggen we tegen onze allochtone kennissen, om ze vervolgens tegen etenstijd de deur uit te kijken. Dat ‘tandje erbij’ bedoelen we juist niet letterlijk. Ruud Gullit benoemde al het gebrek aan gastvrijheid: hij werd als kind op een keukenstoel gezet totdat zijn vriendje klaar was met eten.
Hoofdstuk 7: Ode aan Dick Schoenaker
+ Eerlijkheid - Negativisme ¨ Subtiliteit
Wij zeggen wat we er van vinden, open en eerlijk. Recht voor zijn raap. Die eerlijkheid kenmerkt tevens onze strijdwijze: wij strijden met open vizier. Al kiest de hele wereld voor behoudend spel met een versterkt middenveld, Nederlanders hebben een vaste speelwijze met buitenspelers die er zelf evenmin heil in zien het spel ingewikkelder te maken dan nodig is: zij kleven aan de lijn en volharden in hun vertrouwde passeerbewegingen.
Helaas gaat dergelijke eerlijkheid ten koste van subtiliteit. In het veld zijn wij zo voorspelbaar als maar mogelijk is. Buiten het veld is onze eerlijkheid al snel beledigend voor anderen: zo direct hoeven andermans tekortkomingen nou ook weer niet becommentarieerd te worden. Het meest subtiel was nog de handelswijze van de eerlijkste speler, ‘Dicky Schoen’, het rolmodel voor ‘Stille Willem’: niet lullen over de fouten van anderen, maar recht toe recht aan het hele veld bestrijken om die goed te maken en, met een beperkt talent gezegend, niet in staat zijn tot voorspelbare acties. De overtreffende trap van eerlijke, noeste arbeid, leidend tot onverwachte hoogstandjes.
Met ons commentaar sparen we onze eigen spelers overigens niet. Na een paar minder overtuigende wedstrijden viert negativisme hoogtij. De jongens kunnen er niets meer van en de coach deugt ook niet. Het Nederlandse volk stemt desnoods het halve Oranje-elftal weg. Spelers en coach leggen de schuld bij de pers en betalen tegenwoordig met gelijke munt terug. Dick Advocaat zet na elke vraag de tegenaanval in. De spelers zeggen gewoon niets meer.
Hoofdstuk 8: Ben ik nou zo dom…?
+ Visie - Koppigheid ¨ Degelijkheid
Louis van Gaal had niet alleen een visie, hij had zelfs een missie: zijn elftallen leiden naar het hoogste op basis van een onfeilbaar plan. Dat het een keer lukte, bewees de juistheid van zijn visie. Dat het daarna niet meer lukte, kwam door de gemakzucht van zijn spelers. En door de tegenwerking van de pers natuurlijk. Wat waren journalisten stom. Hij legde het telkens weer uit, onvermoeibaar: het 3-4-3 systeem met buitenspelers, een inschuivende libero en de 10 als vierde aanvaller. Maar wat deden ze? De degelijkheid in twijfel trekken. Suggereren dat de theorie van een schoolmeester tekortschoot in de praktijk.
Louis knokte tot het uiterste, bij het Nederlands elftal en tot tweemaal toe in Barcelona. Maar het was vechten tegen de bierkaai. Ze wilden hem niet begrijpen. En hij weigerde zijn visie aan te passen aan de omstandigheden. Hij verzandde in koppigheid. Zijn afscheid was bitter. ‘Vrienden van de pers, gefeliciteerd. Ik ga weg.’ Tweetalig.
Zo gaat dat met mensen met een visie, vraag maar aan Co Adriaanse. En aan de geest van Pim, maar dat is weer een heel ander verhaal.
Hoofdstuk 9: De nieuwe patatlichting
+ Vasthoudendheid - Starheid ¨ Doortastendheid
Als we ergens aan gewend zijn, houden we daar met overtuiging aan vast. Of het nou werkt of niet, we vinden dat het zo hoort. Er van afwijken ‘geeft geen pas’, is de weinig bevredigende uitleg. Jarenlang hebben we geïnvesteerd in onze christelijke overlegcultuur, ook toen we alleen nog maar oeverloos in hetzelfde kringetje aan het rond praten waren. Een decennium lang beoefenen we inmiddels het circulatievoetbal, dat langzaam geëvolueerd is uit het ooit zo vernieuwende totaalvoetbal op grond van de gemakzuchtige overweging van de patatgeneratie dat je beter de bal het werk kan laten doen dan zelf voortdurend van positie te wisselen. Met als belangrijkste kwaliteit dat het elftal 70% van de wedstrijdtijd in balbezit is, maar geen kansen creëert.
Deze vasthoudendheid aan vruchteloze gewoonten en principes heeft als keerzijde de starheid waarmee Dick Advocaat vasthoudt aan de oude lichting. Als dat zo doorgaat zal, na Frank de Boer, het halve elftal de magische grens van 100 interlands overschrijden.
Waar het aan ontbreekt is de doortastendheid om tot besluiten te komen. De wil om te scoren. En het zal er niet beter op worden met de nieuwe patatlichting.
Hoofdstuk 10: Wijsvingerpolitiek
+ Verantwoordelijkheid - Moralisme ¨ Nederigheid
Eén ding moet gezegd: een Nederlander ontloopt zijn verantwoordelijkheid niet. Is er ergens ter wereld een penalty te nemen, dan is Clarence Seedorf onvoorwaardelijk bereid om op te komen draven. En te missen, dat weer wel. Is er een topbaan vacant in het politieke circuit, dan is er altijd een oudere politicus die zich opwerpt als kandidaat. In de meeste gevallen zonder benoemd te worden. Ja, uiteindelijk werd Ruud Lubbers afgescheept met een snipper. Hij wilde te graag. De enige die het begrepen heeft is Jaap de Hoop Scheffer, die de juiste nederigheid op kon brengen.
De andere Nederlanders vertalen verantwoordelijkheid niet alleen in het opdringen van zichzelf voor belangrijke taken, maar tevens in het vertellen van anderen hoe ze de zaken moeten aanpakken. Ons moralisme geeft Gerrit Zalm de behoefte Europa de les te lezen, brengt prins Bernhard tot een vermaning van de rechterlijke macht en ontlokt Jan Peter Balkenende de boodschap dat we het Koninklijk Huis niet zo mogen plagen. We hebben de opgeheven wijsvinger altijd in de aanslag.
We maken ons er niet geliefd mee. Het bontst maken de voetbalanalytici het die hun overweldigende achteraf-gelijk uitstorten over zojuist verslagen trainers en spelers.
Hoofdstuk 11: Totaalvoetbal
+ Ambitie - Overgave ¨ Onverzettelijkheid
Het ambitieniveau van Nederlandse voetballers en het Nederlands elftal blijft ongekend hoog. Wij prediken nog altijd totaalvoetbal, ook al spelen we het niet meer. Wij gaan nog steeds voor alle prijzen. Onze ambitie laat zich niet temmen.
Maar wij zijn niet in staat om de overgave op te brengen die nodig is om het hoogste doel te bereiken. Slechts de volleyballers waren eenmalig in staat om de consequenties van hun ambitie te aanvaarden. Tot in het absurde offerden zij zich op, in de wedstrijden en daarbuiten. Alle andere Nederlanders missen de onverzettelijkheid tot de laatste snik. Als het er echt om gaat, leidt onze mentaliteit tot overgave aan de vechtlust van de tegenstander.
Daarom zullen we nooit in een finale van Duitsland winnen. Daarom kunnen we niet eens een EK in eigen land winnen, ondanks twee penalty’s in de halve finale tegen een machteloos Italië. We zullen altijd ons eigen Duitsland creëren. Overmoedig en met de grootste mond van iedereen. Waar nederigheid de basis voor succes geweest zou zijn.
Het pijnlijkst was de nederlaag tegen West-Duitsland in de finale van het WK’74. Toen hadden we daadwerkelijk een topelftal met de beste speler van de wereld en introduceerden we een geheel nieuw tactisch concept: het totaalvoetbal. Maar zelfs toen konden we de belofte die daaruit voortkwam dus niet volledig inlossen. Vier jaar later in Argentinië was het bereiken van de finale al een bonus.
Sinds ’74 is onze naam gevestigd en is onze eigendunk daarmee in overeenstemming. Maar de prestaties in beslissende wedstrijden blijven achter bij de verwachtingen. Het is niet uitzonderlijk wanneer we ons niet eens plaatsen voor een eindtoernooi. Onze FIFA-ranking spelen we bij elkaar in vriendschappelijke wedstrijden.
Deze discrepantie tussen status en prestaties is terug te voeren op de volksaard, zoals die zich de afgelopen 30 jaar ontwikkeld heeft. Nederlanders zitten vol meningen, ideeën, overtuigingen, plannen en voornemens. Ze hebben bovendien volop mogelijkheden om het ver te schoppen. Maar zet ze onder druk en de kracht verschrompelt. Dan resteren er meer woorden dan daden.
Dit boek biedt in 11 hoofdstukken een overzicht van de volksaard en de relatie daarvan met de voetbalprestaties. Per hoofdstuk is een positief gewaardeerde Nederlandse eigenschap het uitgangspunt. De bespreking hiervan maakt echter tevens zichtbaar wat de negatieve keerzijde is van deze eigenschap. Bovendien wordt duidelijk dat elke positieve eigenschap een andere eigenschap wegdrukt.
Oftewel, tegenover al het goede staat dubbel zoveel slechts. Weliswaar geldt dat voor alle eigenschappen en dus voor elk volk, maar de Nederlandse combinatie van eigenschappen en gebreken is funest voor wie prestaties wil leveren. Dat lijkt overigens niet zo, want als het grote Nederlandse gebrek kan de nederigheid benoemd worden. Maar juist nederigheid is een voorwaarde om jezelf te kunnen overtreffen op het moment suprême.
Hoofdstuk 1: Kwaliteit komt altijd bovendrijven
+ Rechtvaardigheid - Gemakzucht ¨ Gemeenheid
‘Ik heb het beste met jullie voor, dus het is niet eerlijk dat jullie me niet willen volgen en steeds maar om concretisering vragen,’ zou Jan Peter Balkenende kunnen zeggen tegen degenen die zijn pleidooi voor een ‘waarden- en normendebat’ bekritiseren. ‘En ik verdien het al helemaal niet om belachelijk gemaakt te worden.’
‘Het elftal barst van de kwaliteit. Ons niveau is hoog genoeg om voor de eerste plaats te spelen. Onze techniek is goed en qua tactisch inzicht zijn we superieur.’ Dat zeggen de voetballers van het Nederlands elftal. ‘We horen gewoon te winnen.’
Ons rechtvaardigheidsgevoel zegt ons dat wij verdienen te winnen. Het is niet de bedoeling dat we ons daar bovenmatig voor moeten inspannen. Kwaliteit moet voldoende zijn. Het is niet onze gemakzucht die ons dwars zit, maar de gemeenheid van de anderen die ons het recht op winst betwisten, zeker als het ‘gestolen overwinningen’ betreft via counters of lucky’s in blessuretijd.
Hoofdstuk 2: Respect
+ Gelijkheid - Eigenwijsheid ¨ Ondergeschiktheid
‘Wij zijn allemaal gelijk.’ Daar zijn Nederlanders ten volle van overtuigd, des te meer als we terechtgewezen worden of de wet voorgeschreven krijgen door onze bazen of door mensen met meer ervaring. Wij maken zelf wel uit wat we doen. Dat vond ook het 10-jarige meisje uit mijn straat dat ik met enig ouderlijk gezag ertoe trachtte te bewegen te stoppen met het pesten van mijn dochtertje van 7. Ik hoefde haar niets te vertellen, want alle mensen waren gelijk. De strijdigheid met deze opvatting van haar eigen gedrag ten opzichte van mijn dochter ontging haar. Of was van minder belang.
‘Ik heb gelijk.’ Nederlandse spelers in buitenlandse kleedkamers nemen niet zomaar alles van hun trainer aan. Sterker nog, ze weten zelf beter hoe ze het in de wedstrijd moeten aanpakken. Hoe mondiger het eigen gelijk wordt geuit, hoe nadrukkelijker eigenwijsheid voortleeft en hoe meer toegeeflijkheid afgewezen wordt als ondergeschiktheid.
‘Jij moet mij wel gelijk geven.’ Als ik het heb, wil ik het ook graag krijgen. En als ik het niet heb trouwens ook. ‘Respect,’ luidt de begroeting van jongeren al enige jaren, waarbij de vuisten tegen elkaar aangedrukt worden. ‘Heb respect voor mij,’ wordt bedoeld en veel minder ‘ik heb respect voor jou.’
Hoofdstuk 3: Maaiveld
+ Nuchterheid - Gierigheid ¨ Passie
‘Morgen loop ik gewoon weer achter een karretje bij Albert Heijn,’ zei een Nederlandse topsporter na een wereldprestatie. Treffender kan het ‘doe maar gewoon…’ niet uitgedrukt worden. Hooguit door ‘Albert Heijn’ te vervangen door ‘Dirk’. Onze nuchterheid gebiedt dat we alles relativeren. We zijn gierig met complimenten en graag bereid ieder hoofd dat boven het maaiveld uitsteekt, af te hakken.
Bij ons geen tickertape parade. Wel huldigen we tegenwoordig iedere sporter die een prestatie van enig formaat heeft geleverd, maar dat doen we tenenkrommend bekrompen en onbeholpen. Het dieptepunt vormde de huldiging van Martin Verkerk, niet omdat hij iets gewonnen had, maar omdat hij de finale van een tennistoernooi had bereikt. Uiteraard bleef hij er gewoon onder, maar hij was vervolgens wel maanden van slag. Als de huldiging een sportclub betreft, breken we de boel af. Bij voorkeur slopen we onze eigen stad.
Degene die zijn best doet het belang van een prestatie te benadrukken, een ander te bewonderen of passie te tonen, noemen wij al snel een uitslover. Mart Smeets scoort als vader van alle sporters hoog in die categorie. Geef ons maar een premier in een twee-onder-een-kap woning in plaats van een Fortuyn die het breed laat hangen. Bondscoaches denken daar trouwens anders over: die preken juist de passie.
Hoofdstuk 4: Grootspraak van Mickey Mouse
+ Grenzeloosheid - Arrogantie ¨ Bescheidenheid
‘Want de Leeuw op voetbalschoenen durft de hele wereld aan…’ Hetgeen Louis van Gaal bracht tot de veronderstelling dat hij als bondscoach slechts twee kansen nodig had om wereldkampioen te worden. En Louis is niet de enige optimist: zodra er een groot toernooi nadert, is het vertrouwen van de bevolking in een goede afloop grenzeloos.
Grenzeloosheid wordt arrogantie op het moment dat we vanuit onze zelfbenoemde Mickey Mouse-competitie neerbuigend doen over de speelwijze en kwaliteit van buitenlandse clubs, waar we vervolgens van verliezen. Gevreesd moet worden voor de door Harrie van Raaij bepleitte Euro League met de grote clubs uit de kleine landen, omdat de Nederlandse topclubs zich daarin niet zullen handhaven. Het zal vergelijkbaar zijn met het grenzeloze Europa, waar ook Nederlandse politici voortdurend een te grote broek aantrekken.
Zalig is de bescheidenheid die politici of voetballers voorwenden om vanuit de underdog-positie genadeloos toe te slaan.
Hoofdstuk 5: De bank in het buitenland
+ Gedoging - Softheid ¨ Hardheid
In Nederland vinden we alles goed, zolang we er maar geen last van hebben. We maken wel overal regels voor, maar gedogen dat die een beetje overtreden worden totdat zich ernstige rampen voordoen. We tolereren softdrugs, kleine criminaliteit en softporno, en maken de asielzoeker tot statussymbool. Satire is ons heftigste wapen. Een beetje toeschietelijkheid, een stukje eigen verantwoordelijkheid, we hebben zoiets van: dat moet toch kunnen. Zo vergeven we ook wanprestaties van onze voetballers, waar dat in pak weg Colombia, toch ook een drugsparadijs, wel anders is.
We verworden tot softies. Dat geldt ook voor onze voetballers die, eenmaal in het buitenland, geconfronteerd worden met de hardheid van de reservebank van AC en Inter Milan, Juventus, Barcelona, Real Madrid, Arsenal, Chelsea, Glasgow Rangers en zelfs Manchester City.
Binnen de kortste keren zijn zelfs onze importvoetballers, zoals Litmanen, Kezman, Leonardo en Smolarek, besmet met het softheidsvirus.
Hoofdstuk 6: Een tandje er bij
+ Gezelligheid - Naïviteit ¨ Gastvrijheid
‘Laten we het wel leuk houden,’ zeggen Nederlanders als het uit de hand dreigt te lopen. Ruzie maken is prima, zolang het niet om het ‘echie’ gaat. We bedoelen het letterlijk, want we houden van gezelligheid. We willen knus voor de buis zitten rond een zak chips. Dat geldt ook voor onze internationals die lekker willen bijpraten in het trainingskamp. Even onder elkaar voor een ontspannen vriendschappelijke pot die gewonnen kan worden. Ons gezelschapsspel heet circulatievoetbal, met de garantie dat iedereen even vaak de bal mag aanraken en bij elke aanval betrokken wordt.
Maar als er om de punten gespeeld moet worden, komt de naïviteit van onze speelwijze aan het licht: de tegenstander werkt niet mee en verstoort de circulatie, daartoe nadrukkelijk uitgedaagd door onze zelfgenoegzaamheid en spot naar aanleiding van de vriendschappelijke overwinningen. De gezelligheid ging ten koste van respect voor de andere partij, die vooraf terloops gekleineerd werd. Gelukkig herstelt Frank de Boer na afloop de knusheid met de verwoording van het besef dat er de volgende keer echt een tandje bij moet.
De gezelligheid buiten het voetbal kent dezelfde buitensluiting van anderen. Het is gezelligheid onder elkaar. ‘Kom gezellig eens langs,’ zeggen we tegen onze allochtone kennissen, om ze vervolgens tegen etenstijd de deur uit te kijken. Dat ‘tandje erbij’ bedoelen we juist niet letterlijk. Ruud Gullit benoemde al het gebrek aan gastvrijheid: hij werd als kind op een keukenstoel gezet totdat zijn vriendje klaar was met eten.
Hoofdstuk 7: Ode aan Dick Schoenaker
+ Eerlijkheid - Negativisme ¨ Subtiliteit
Wij zeggen wat we er van vinden, open en eerlijk. Recht voor zijn raap. Die eerlijkheid kenmerkt tevens onze strijdwijze: wij strijden met open vizier. Al kiest de hele wereld voor behoudend spel met een versterkt middenveld, Nederlanders hebben een vaste speelwijze met buitenspelers die er zelf evenmin heil in zien het spel ingewikkelder te maken dan nodig is: zij kleven aan de lijn en volharden in hun vertrouwde passeerbewegingen.
Helaas gaat dergelijke eerlijkheid ten koste van subtiliteit. In het veld zijn wij zo voorspelbaar als maar mogelijk is. Buiten het veld is onze eerlijkheid al snel beledigend voor anderen: zo direct hoeven andermans tekortkomingen nou ook weer niet becommentarieerd te worden. Het meest subtiel was nog de handelswijze van de eerlijkste speler, ‘Dicky Schoen’, het rolmodel voor ‘Stille Willem’: niet lullen over de fouten van anderen, maar recht toe recht aan het hele veld bestrijken om die goed te maken en, met een beperkt talent gezegend, niet in staat zijn tot voorspelbare acties. De overtreffende trap van eerlijke, noeste arbeid, leidend tot onverwachte hoogstandjes.
Met ons commentaar sparen we onze eigen spelers overigens niet. Na een paar minder overtuigende wedstrijden viert negativisme hoogtij. De jongens kunnen er niets meer van en de coach deugt ook niet. Het Nederlandse volk stemt desnoods het halve Oranje-elftal weg. Spelers en coach leggen de schuld bij de pers en betalen tegenwoordig met gelijke munt terug. Dick Advocaat zet na elke vraag de tegenaanval in. De spelers zeggen gewoon niets meer.
Hoofdstuk 8: Ben ik nou zo dom…?
+ Visie - Koppigheid ¨ Degelijkheid
Louis van Gaal had niet alleen een visie, hij had zelfs een missie: zijn elftallen leiden naar het hoogste op basis van een onfeilbaar plan. Dat het een keer lukte, bewees de juistheid van zijn visie. Dat het daarna niet meer lukte, kwam door de gemakzucht van zijn spelers. En door de tegenwerking van de pers natuurlijk. Wat waren journalisten stom. Hij legde het telkens weer uit, onvermoeibaar: het 3-4-3 systeem met buitenspelers, een inschuivende libero en de 10 als vierde aanvaller. Maar wat deden ze? De degelijkheid in twijfel trekken. Suggereren dat de theorie van een schoolmeester tekortschoot in de praktijk.
Louis knokte tot het uiterste, bij het Nederlands elftal en tot tweemaal toe in Barcelona. Maar het was vechten tegen de bierkaai. Ze wilden hem niet begrijpen. En hij weigerde zijn visie aan te passen aan de omstandigheden. Hij verzandde in koppigheid. Zijn afscheid was bitter. ‘Vrienden van de pers, gefeliciteerd. Ik ga weg.’ Tweetalig.
Zo gaat dat met mensen met een visie, vraag maar aan Co Adriaanse. En aan de geest van Pim, maar dat is weer een heel ander verhaal.
Hoofdstuk 9: De nieuwe patatlichting
+ Vasthoudendheid - Starheid ¨ Doortastendheid
Als we ergens aan gewend zijn, houden we daar met overtuiging aan vast. Of het nou werkt of niet, we vinden dat het zo hoort. Er van afwijken ‘geeft geen pas’, is de weinig bevredigende uitleg. Jarenlang hebben we geïnvesteerd in onze christelijke overlegcultuur, ook toen we alleen nog maar oeverloos in hetzelfde kringetje aan het rond praten waren. Een decennium lang beoefenen we inmiddels het circulatievoetbal, dat langzaam geëvolueerd is uit het ooit zo vernieuwende totaalvoetbal op grond van de gemakzuchtige overweging van de patatgeneratie dat je beter de bal het werk kan laten doen dan zelf voortdurend van positie te wisselen. Met als belangrijkste kwaliteit dat het elftal 70% van de wedstrijdtijd in balbezit is, maar geen kansen creëert.
Deze vasthoudendheid aan vruchteloze gewoonten en principes heeft als keerzijde de starheid waarmee Dick Advocaat vasthoudt aan de oude lichting. Als dat zo doorgaat zal, na Frank de Boer, het halve elftal de magische grens van 100 interlands overschrijden.
Waar het aan ontbreekt is de doortastendheid om tot besluiten te komen. De wil om te scoren. En het zal er niet beter op worden met de nieuwe patatlichting.
Hoofdstuk 10: Wijsvingerpolitiek
+ Verantwoordelijkheid - Moralisme ¨ Nederigheid
Eén ding moet gezegd: een Nederlander ontloopt zijn verantwoordelijkheid niet. Is er ergens ter wereld een penalty te nemen, dan is Clarence Seedorf onvoorwaardelijk bereid om op te komen draven. En te missen, dat weer wel. Is er een topbaan vacant in het politieke circuit, dan is er altijd een oudere politicus die zich opwerpt als kandidaat. In de meeste gevallen zonder benoemd te worden. Ja, uiteindelijk werd Ruud Lubbers afgescheept met een snipper. Hij wilde te graag. De enige die het begrepen heeft is Jaap de Hoop Scheffer, die de juiste nederigheid op kon brengen.
De andere Nederlanders vertalen verantwoordelijkheid niet alleen in het opdringen van zichzelf voor belangrijke taken, maar tevens in het vertellen van anderen hoe ze de zaken moeten aanpakken. Ons moralisme geeft Gerrit Zalm de behoefte Europa de les te lezen, brengt prins Bernhard tot een vermaning van de rechterlijke macht en ontlokt Jan Peter Balkenende de boodschap dat we het Koninklijk Huis niet zo mogen plagen. We hebben de opgeheven wijsvinger altijd in de aanslag.
We maken ons er niet geliefd mee. Het bontst maken de voetbalanalytici het die hun overweldigende achteraf-gelijk uitstorten over zojuist verslagen trainers en spelers.
Hoofdstuk 11: Totaalvoetbal
+ Ambitie - Overgave ¨ Onverzettelijkheid
Het ambitieniveau van Nederlandse voetballers en het Nederlands elftal blijft ongekend hoog. Wij prediken nog altijd totaalvoetbal, ook al spelen we het niet meer. Wij gaan nog steeds voor alle prijzen. Onze ambitie laat zich niet temmen.
Maar wij zijn niet in staat om de overgave op te brengen die nodig is om het hoogste doel te bereiken. Slechts de volleyballers waren eenmalig in staat om de consequenties van hun ambitie te aanvaarden. Tot in het absurde offerden zij zich op, in de wedstrijden en daarbuiten. Alle andere Nederlanders missen de onverzettelijkheid tot de laatste snik. Als het er echt om gaat, leidt onze mentaliteit tot overgave aan de vechtlust van de tegenstander.
Daarom zullen we nooit in een finale van Duitsland winnen. Daarom kunnen we niet eens een EK in eigen land winnen, ondanks twee penalty’s in de halve finale tegen een machteloos Italië. We zullen altijd ons eigen Duitsland creëren. Overmoedig en met de grootste mond van iedereen. Waar nederigheid de basis voor succes geweest zou zijn.