Robinho Stroeve
Als ik mijn ogen dicht doe, ben ik Robinho. Ik ben Braziliaan, ik ben 20 jaar en voetbal bij Santos. Dat is de oude club van Pelé en die was goed, zegt mijn opa. De beste van de wereld, volgens veel oude mensen. Maar dat zegt mij niks. Ik ben ook goed. Ik ben zelfs heel goed. Vanaf het moment dat ik kon lopen heb ik altijd gevoetbald. Ik tikte in huis een bal tegen de muur tot mijn moeder er gek van werd. Ik pingelde op straat met alles wat maar op een bal leek en dolde jongens die vijf jaar ouder waren dan ik. Ik voetbalde op het strand van Copacabana tot laat in de avond. En altijd was ik de beste.
Bij Santos ben ik een veelbelovende spits. Ik scoor veel doelpunten en maak alle verdedigers gek. Laatst toverde ik een zesvoudige schaar uit mijn benen voordat ik de bal vlak langs de verdediger schoof. Hij kon me alleen nog maar neerleggen: strafschop. Zelfs tot in Nederland aan toe hebben ze de beelden op televisie laten zien, heb ik gehoord.
Nu ik het toch over Nederland heb, dat is waar ik naartoe wil. Want Pelé mag mij dan niks zeggen, Ronaldo en Romario ken ik des te beter. Geweldige dribbelaars die de wereld veroverden. Ze kozen eerst voor Nederland. Goed voor hun ontwikkeling, zeiden ze, want in Nederland wordt aanvallend gespeeld en is niet elke wedstrijd een veldslag. Bovendien verdienden ze er meteen genoeg om een mooi huis voor hun familie te kopen. Dat wil ik ook: goed voor mijn familie zorgen en langzaam toewerken naar een plek in de schijnwerpers bij Barcelona. Naast Ronaldinho, dat zou mooi zijn. Klinkt ook mooi: Ronaldinho en Robinho, de baltovenaars van Brazilië zij aan zij in de Spaanse zon.
Ik begin in slowmotion nog eens aan mijn zesvoudige schaar. Of ik kan er ook acht van maken. Langzaam glijd ik op de verdediger af, die wanhopig van de ene naar de andere kant beweegt en steeds weer terug moet. Precies als ik de bal pesterig langs zijn voet wil tikken, hoor ik een kreet.
Als ik mijn ogen open doe, zie ik net Roy Stroeve een domme pass geven. Ik zit op de tribune naast mijn opa, die zegt dat het nergens op lijkt. ‘Hé Stroeve,’ brul ik, ‘kan je nou niet één keer een goeie bal spelen?’ En nog veel meer, roep ik, waarvan het niet verstandig is om dat hier allemaal op te schrijven. Gelukkig is mijn opa een beetje doof.
Even later scoort Stroeve. Toch nog een goeie bal. Een prachtige kopbal zelfs. Ik sta te juichen en krijg een por van mijn opa. Ik ga weer zitten en weet dat ik al blij mag zijn als ik net zo goed word als ‘Robinho’ Stroeve.
Bij Santos ben ik een veelbelovende spits. Ik scoor veel doelpunten en maak alle verdedigers gek. Laatst toverde ik een zesvoudige schaar uit mijn benen voordat ik de bal vlak langs de verdediger schoof. Hij kon me alleen nog maar neerleggen: strafschop. Zelfs tot in Nederland aan toe hebben ze de beelden op televisie laten zien, heb ik gehoord.
Nu ik het toch over Nederland heb, dat is waar ik naartoe wil. Want Pelé mag mij dan niks zeggen, Ronaldo en Romario ken ik des te beter. Geweldige dribbelaars die de wereld veroverden. Ze kozen eerst voor Nederland. Goed voor hun ontwikkeling, zeiden ze, want in Nederland wordt aanvallend gespeeld en is niet elke wedstrijd een veldslag. Bovendien verdienden ze er meteen genoeg om een mooi huis voor hun familie te kopen. Dat wil ik ook: goed voor mijn familie zorgen en langzaam toewerken naar een plek in de schijnwerpers bij Barcelona. Naast Ronaldinho, dat zou mooi zijn. Klinkt ook mooi: Ronaldinho en Robinho, de baltovenaars van Brazilië zij aan zij in de Spaanse zon.
Ik begin in slowmotion nog eens aan mijn zesvoudige schaar. Of ik kan er ook acht van maken. Langzaam glijd ik op de verdediger af, die wanhopig van de ene naar de andere kant beweegt en steeds weer terug moet. Precies als ik de bal pesterig langs zijn voet wil tikken, hoor ik een kreet.
Als ik mijn ogen open doe, zie ik net Roy Stroeve een domme pass geven. Ik zit op de tribune naast mijn opa, die zegt dat het nergens op lijkt. ‘Hé Stroeve,’ brul ik, ‘kan je nou niet één keer een goeie bal spelen?’ En nog veel meer, roep ik, waarvan het niet verstandig is om dat hier allemaal op te schrijven. Gelukkig is mijn opa een beetje doof.
Even later scoort Stroeve. Toch nog een goeie bal. Een prachtige kopbal zelfs. Ik sta te juichen en krijg een por van mijn opa. Ik ga weer zitten en weet dat ik al blij mag zijn als ik net zo goed word als ‘Robinho’ Stroeve.