Arjen Robben: De aarde ontstegen
Nerveus tiep. Schichtig. Zijn gewone loopje, zonder bal in de buurt, oogt al wat gehaast, als in een stomme film. Korte dribbelpasjes maakt hij, in afwachting van het moment om er vandoor te mogen schieten. Zo lijkt hij continu in de hoogste staat van paraatheid te verkeren. Strak als een veer. Gereed om energie om te zetten in beweging. Zoals Kezman voor een strafschop.
Bij het hardlopen ontwikkelt hij een enorme opwaartse druk, als een vliegtuig dat voluit gaat om los te komen. Waar een ander met de voeten op de grond dreunt om de afzet zo krachtig mogelijk te maken – hoe harder de sprint, hoe meer er gedreund wordt – veert hij als vanzelf omhoog, de voeten slechts gebruikend om contact met de basis te onderhouden. Letterlijk lichtvoetig. Op aarde al bijna gewichtsloos. De zwaartekracht kan hem nog net van opstijgen weerhouden. Hij sprint knieheffend, met nog een versnelling op de versnelling. Ja, het is de pest voor je hamstrings, maar heeft weer als voordeel dat uitgestoken benen van tegenstanders nauwelijks hindernissen vormen.
Hij valt uit de toon bij alle Amsterdamse branie en buitenlandse bezadigdheid en lijkt de enige die nog tegen Van Bommel opkijkt. Die hem nu ook nog aan zijn lot overgelaten heeft. Dat wordt nog wat bij Chelsea, tussen rauwdouwers als Crespo, Makalele, Desailly, Geremi, Lampard en – vooruit dan, zolang die daar nog is tenminste – Hasselbaink. Daar zouden zelfs die Amsterdamse jonkies wel inbinden. Bovendien hebben ze daar al zo’n bliksemschicht in de persoon van Grønkjaer. Minder goed, maar niet van zins om zich zomaar naar het tweede plan te laten demarreren.
Maar ondertussen is hij bij Oranje wel degene om wie het draait. Meer nog dan de sjokker met de gave pirouette, de tweebener met de priemende steekpassjes of de stylist met de strakke lange pass. De enige die zo de hele verdediging voorbij vliegt. Zelfs zonder prominente schijnbeweging. Op snelheid, wendbaarheid en onvoorspelbaarheid. Voor een vergelijkbare dribbelaar moeten we ver terug in de geschiedenis. Roy? Rensenbrink? Rijvers? De Harder? Francken? Nee, hij is beter. Wilkes? Lenstra? We durven het bijna niet te zeggen…
Ach, hij moet het allemaal nog maar laten zien. Je kunt van alles over hem beweren, maar zijn pad is lang en ongeëffend. Er zijn legio obstakels, ook in de lucht. Laat hij zich eerst maar staande houden in de Londense kleedkamer.
We moeten zuinig op hem zijn. Hij moet zuinig op zichzelf zijn. Niet te snel willen. Aards blijven, met beide benen op de grond. De tegenstanders vallen toch wel om.