Paastoernooi
De voetbalclub van mijn dochter organiseert een paastoernooi voor de jeugd. Voor de kleintjes blijft dat beperkt tot anderhalve dag. Met inbegrip van de nacht. Allemaal leuk en aardig, maar denk niet dat je je kind anderhalve dag uitbesteed hebt. Nee, je bent meer met haar bezig dan wanneer ze thuis op je lip zit. En met al haar teamgenootjes. En zelfs met kinderen uit alle mogelijke andere teams. Je ontkomt er niet aan om zelf volledig mee te draaien in het programma en medeverantwoordelijk gesteld te worden voor de zorg die geboden moet worden aan de jeugd.
Het begint met een autorit naar een zwembad zo ver mogelijk bij je dorp vandaan. Je moet chaufferen en krijgt behalve je dochter drie andere kinderen toegewezen. Op dat moment realiseer je je dat er toch ouders zijn die het slimmer aanpakken. Eenmaal in het zwembad moet er gespeeld en gezwommen worden, dus speel en zwem je mee. En voor je het weet sta je in het water met wildvreemde meisjes op je nek: ongewenste intimiteiten, maar dan in de andere richting. Ongewenst vaderschap klinkt misschien beter. Ondertussen wordt er ook nog van je verwacht dat je zorgt dat er niet iemand verzuipt.
Na het zwemmen rij je het hele eind weer terug en krijgen de kinderen in de kantine MacDonalds op bezoek. Gelukkig mag jij aan het bier en dreigt het gezellig te worden. Klus geklaard: niemand verzopen, sfeer nog goed, dat vraagt om een beloning. Er schiet zelfs nog een hamburger over. Je dochter houdt namelijk niet van MacDonalds, wat overigens als een zegen beschouwd mag worden.
Een korte tussenstop met echt eten thuis maakt het mogelijk om ’s avonds weer fris naar de disco te gaan. De meisjes blijken alle dansjes van de televisie te kennen. Behalve je dochter. Die kijkt haar ogen uit en besluit het toch maar leuk te vinden. Maar om tien uur komt ze vragen of het nog lang gaat duren, want ze is moe. Dat zijn de anderen ook: de één huilt, een ander is misselijk, een derde hangt in haar moeder. Tijd om de gang naar de kleedkamer te maken, waar luchtbedden en slaapzakken voor de nacht uitgestald liggen. Voor de meiden wel te verstaan, niet voor jou. Dat vind je al lang best, want je hebt tijdens de disco tussen nieuwe bieren door het hele levensverhaal van een andere vader aangehoord, met ingebouwde dubbele herhaling. Een mooi en aangrijpend verhaal, daar niet van, maar je had er niet om gevraagd.
Opgelucht rijd je naar huis. Hè, even vrij. De volgende ochtend hoef je pas om 9 uur weer paraat te staan voor de sneeuwballenwedstrijd – hier ontgaat mij ook de link met pasen even – van ouders en kinderen.
Geweldig, zo’n toernooi voor de kinderen. Een hele belevenis voor een meisje van zes. Uitstekend georganiseerd, met een goede betrokkenheid van ouders. Maar ik heb één probleem: ik ben doodmoe. Waar is de tijd gebleven dat een toernooi bestond uit een paar wedstrijden onder de strakke en bezielende leiding van een klein aantal geboren vrijwilligers, die zich als dat zo uitkwam ook nog gedwee lieten beledigen? Is dat nou tegenwoordig te veel gevraagd?
Het begint met een autorit naar een zwembad zo ver mogelijk bij je dorp vandaan. Je moet chaufferen en krijgt behalve je dochter drie andere kinderen toegewezen. Op dat moment realiseer je je dat er toch ouders zijn die het slimmer aanpakken. Eenmaal in het zwembad moet er gespeeld en gezwommen worden, dus speel en zwem je mee. En voor je het weet sta je in het water met wildvreemde meisjes op je nek: ongewenste intimiteiten, maar dan in de andere richting. Ongewenst vaderschap klinkt misschien beter. Ondertussen wordt er ook nog van je verwacht dat je zorgt dat er niet iemand verzuipt.
Na het zwemmen rij je het hele eind weer terug en krijgen de kinderen in de kantine MacDonalds op bezoek. Gelukkig mag jij aan het bier en dreigt het gezellig te worden. Klus geklaard: niemand verzopen, sfeer nog goed, dat vraagt om een beloning. Er schiet zelfs nog een hamburger over. Je dochter houdt namelijk niet van MacDonalds, wat overigens als een zegen beschouwd mag worden.
Een korte tussenstop met echt eten thuis maakt het mogelijk om ’s avonds weer fris naar de disco te gaan. De meisjes blijken alle dansjes van de televisie te kennen. Behalve je dochter. Die kijkt haar ogen uit en besluit het toch maar leuk te vinden. Maar om tien uur komt ze vragen of het nog lang gaat duren, want ze is moe. Dat zijn de anderen ook: de één huilt, een ander is misselijk, een derde hangt in haar moeder. Tijd om de gang naar de kleedkamer te maken, waar luchtbedden en slaapzakken voor de nacht uitgestald liggen. Voor de meiden wel te verstaan, niet voor jou. Dat vind je al lang best, want je hebt tijdens de disco tussen nieuwe bieren door het hele levensverhaal van een andere vader aangehoord, met ingebouwde dubbele herhaling. Een mooi en aangrijpend verhaal, daar niet van, maar je had er niet om gevraagd.
Opgelucht rijd je naar huis. Hè, even vrij. De volgende ochtend hoef je pas om 9 uur weer paraat te staan voor de sneeuwballenwedstrijd – hier ontgaat mij ook de link met pasen even – van ouders en kinderen.
Geweldig, zo’n toernooi voor de kinderen. Een hele belevenis voor een meisje van zes. Uitstekend georganiseerd, met een goede betrokkenheid van ouders. Maar ik heb één probleem: ik ben doodmoe. Waar is de tijd gebleven dat een toernooi bestond uit een paar wedstrijden onder de strakke en bezielende leiding van een klein aantal geboren vrijwilligers, die zich als dat zo uitkwam ook nog gedwee lieten beledigen? Is dat nou tegenwoordig te veel gevraagd?