Goede trucs
Ik heb eens gescoord met een fantastische lob, van 25 meter afstand over de vingertoppen van de keeper heen precies in de kruising. Dat doelpunt wordt steeds mooier naarmate het langer geleden is, zoals de meeste daden van mannen van mijn leeftijd. Als je vader de prachtige acties beschrijft die hij vroeger als voetballer heeft gemaakt, mag je er gerust de helft van de glans van afhalen. Niet dat je vader liegt, maar hij poetst de boel wel wat op. Dat kan niet anders, want hij heeft die acties in zijn herinnering al duizend keer teruggezien. En elke keer maakte hij hem een beetje glimmender.
Ik moet dit stukje dus anders beginnen: ik heb eens een heel aardig doelpunt gemaakt, waar ik trots op mocht zijn. En dat is echt waar. Ik maakte trouwens wel meer doelpunten, hoewel niet vreselijk veel want ik was middenvelder. Vond ik ook niet het belangrijkste, doelpunten maken. Ik wilde vooral lekker spelen en het gevoel hebben dat ik van waarde was voor mijn elftal. Ik heb mijn doelpunten dan ook nooit geteld.
De spits van mijn elftal deed dat wel. Of, liever gezegd, zijn vader. Elk doelpunt werd genoteerd. Het gevolg was hij zich alleen nog maar bezig hield met scoren en anderen vaak over het hoofd zag als ze er beter voor stonden. Hij pingelde maar door totdat hij de bal verloor. Dat maakte hem uiteindelijk niet populair.
Ook heb ik me als middenvelder nooit beziggehouden met trucjes of panna’s. Ik vond een goede combinatie mooier dan ver doorgevoerde solo’s of vette passeerbewegingen. Maar dat kan ook komen omdat ik minder goed was in de trucs waar sommige andere jongens op kickten. Die vonden het belangrijker om een tegenstander tussen de bal de benen door te spelen dan om een goede, maar simpele pass te geven. Het leuke is dat ik op mijn 18e in het eerste elftal van mijn club terecht kwam en die andere jongens niet.
Ik heb me dus nooit zo bezig gehouden met dollen om het dollen. Ik wilde gewoon winnen, samen met mijn team. Toch heb ik soms heimwee naar pingelaars en jongetjes met nutteloze trucs. Als mijn zoontje en zijn vriendjes tegenwoordig zeggen dat ze vijf keer gescoord hebben, tien panna’s hebben gemaakt en weer een nieuwe truc kennen, zitten ze met de stick van de Play Station, de X-Box, de Game Cube of de Nintendo MS-Dos in hun handen. En ze spelen niet eens een echte wedstrijd, maar beperken zich tot potjes Street Football die alleen maar bedoeld zijn om trucjes te doen.
Dat vind ik op zich niet eens erg, al vind ik dat je hoort te voetballen met je voeten, buiten op straat, en niet met je handen voor de tv. Maar waar ik me wel zorgen over maak, is waarover mijn zoontje dan later moet opscheppen. Ik kan tenminste nog zeggen dat ik een keer een briljant doelpunt heb gemaakt. In het echt. Maar hij? Gaat hij beweren dat hij thuis op de bank geweldig kon namaakvoetballen, waarbij hij onechte spelers in onechte wedstrijden met zijn handen geweldige trucs liet doen? Ik wens hem sterkte.
Ik moet dit stukje dus anders beginnen: ik heb eens een heel aardig doelpunt gemaakt, waar ik trots op mocht zijn. En dat is echt waar. Ik maakte trouwens wel meer doelpunten, hoewel niet vreselijk veel want ik was middenvelder. Vond ik ook niet het belangrijkste, doelpunten maken. Ik wilde vooral lekker spelen en het gevoel hebben dat ik van waarde was voor mijn elftal. Ik heb mijn doelpunten dan ook nooit geteld.
De spits van mijn elftal deed dat wel. Of, liever gezegd, zijn vader. Elk doelpunt werd genoteerd. Het gevolg was hij zich alleen nog maar bezig hield met scoren en anderen vaak over het hoofd zag als ze er beter voor stonden. Hij pingelde maar door totdat hij de bal verloor. Dat maakte hem uiteindelijk niet populair.
Ook heb ik me als middenvelder nooit beziggehouden met trucjes of panna’s. Ik vond een goede combinatie mooier dan ver doorgevoerde solo’s of vette passeerbewegingen. Maar dat kan ook komen omdat ik minder goed was in de trucs waar sommige andere jongens op kickten. Die vonden het belangrijker om een tegenstander tussen de bal de benen door te spelen dan om een goede, maar simpele pass te geven. Het leuke is dat ik op mijn 18e in het eerste elftal van mijn club terecht kwam en die andere jongens niet.
Ik heb me dus nooit zo bezig gehouden met dollen om het dollen. Ik wilde gewoon winnen, samen met mijn team. Toch heb ik soms heimwee naar pingelaars en jongetjes met nutteloze trucs. Als mijn zoontje en zijn vriendjes tegenwoordig zeggen dat ze vijf keer gescoord hebben, tien panna’s hebben gemaakt en weer een nieuwe truc kennen, zitten ze met de stick van de Play Station, de X-Box, de Game Cube of de Nintendo MS-Dos in hun handen. En ze spelen niet eens een echte wedstrijd, maar beperken zich tot potjes Street Football die alleen maar bedoeld zijn om trucjes te doen.
Dat vind ik op zich niet eens erg, al vind ik dat je hoort te voetballen met je voeten, buiten op straat, en niet met je handen voor de tv. Maar waar ik me wel zorgen over maak, is waarover mijn zoontje dan later moet opscheppen. Ik kan tenminste nog zeggen dat ik een keer een briljant doelpunt heb gemaakt. In het echt. Maar hij? Gaat hij beweren dat hij thuis op de bank geweldig kon namaakvoetballen, waarbij hij onechte spelers in onechte wedstrijden met zijn handen geweldige trucs liet doen? Ik wens hem sterkte.